2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Op 17 februari 2010 is de verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Bij zijn aanhouding is de verdachte gefouilleerd. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij op dat moment meer dan EUR 2000,00 op zak had. Het inbeslaggenomen geldbedrag van in totaal EUR 2067,21 bestond uit coupures van: 3x100, 21x50, 26x20, 12x10, 4x5 en 57,21.
Op 17 februari 2010 is de woning van de verdachte doorzocht. Hierbij zijn op verschillende plaatsen onder meer de volgende goederen aangetroffen:
In de vaste kast in de hal, gemerkt XG, een zak met los geld gemerkt XG1. Het betreft EUR 275,80 (briefjes en munten);
In de woonkamer gemerkt XA, in de servicekast bankbiljetten gemerkt XA3. Het betreft: EUR 1200,00, in coupures van 12x50, 21x20 en 18xl0;
In de woonkamer gemerkt XA, in de servicekast, een schaal met muntgeld, gemerkt XA4. Het betreft munten: 3x00,1, 25x0,05, 68x0,10, 90x0,20, 52x0,50 en 55xl;
In de keuken gemerkt XB, geld in de keukenlade onder de bestekbak, gemerkt XB4. Het betreft EUR 2.270: 28x5, 24x10, 7x20, 19x50, 4x100 en 2x200;
In de slaapkamer gemerkt XD, in de wasbak een portemonnee en een zak gemerkt XD1; EUR 11.655: in coupures van 5x5, 49x10, 124x50, 27x100 en 2x200 euro.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij ten tijde van het onderhavige feit in totaal ongeveer EUR 1.500 per maand ontving en per maand EUR 254,00 uitgaf aan huur voor het huis, EUR 274,00 voor Eneco en EUR 69,00 voor UPC. Voorts betaalde de verdachte ter aflossing van zijn schulden per maand drie bedragen, waarvan twee bedragen ter hoogte van EUR 150,00 en één bedrag ter hoogte van EUR 55,00. De verdachte heeft tegenover de politie eveneens verklaard dat hij in die periode - de drie maanden voordat hij werd aangehouden - per dag ongeveer EUR 10,00 uitgaf aan cocaïne en heroïne voor eigen gebruik.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij auto reed en - in afwachting van de reparatie van zijn eigen auto - een auto had gehuurd.
Het hof stelt tenslotte vast dat de verdachte bij (ten aanzien van dat feit) onherroepelijk geworden vonnis van de Rechtbank Rotterdam is veroordeeld voor het handelen in cocaïne en heroïne in of omstreeks de periode 15 december 2009 tot en met 17 februari 2010. In die periode hebben meerdere afnemers hun gebruikershoeveelheden cocaïne respectievelijk heroïne van de verdachte betrokken/gekocht. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 augustus 2010 verklaard dat hij gedurende een periode van twee à drie maanden bezig is geweest met de handel in cocaïne en heroïne.
(...)
Uit de hierboven vermelde vastgestelde feiten en omstandigheden is naar 's hofs oordeel gebleken dat bij de verdachte een geldbedrag van EUR 17.575,09 is aangetroffen.
Gelet op het door de verdachte zelf beschreven uitgavenpatroon gedurende de maanden voorafgaand aan zijn aanhouding moet hij meer inkomsten hebben gehad dan hij heeft aangegeven. Zijn per maand gemaakte kosten zijn ongeveer gelijk aan de door hem opgegeven inkomsten en dan is nog geen rekening gehouden met de kosten voor levensonderhoud voor hemzelf en zijn gezin. Dat de verdachte zelf een groot - legaal verkregen - bedrag zou hebben gespaard is volstrekt niet aannemelijk geworden.
De verdachte heeft gesteld dat hij 7000 euro heeft geleend van een zwager en nog eens 2500 euro van een neef. Dat is niet aannemelijk geworden. Van enige zekerheidstelling of schuldverklaring omtrent deze toch aanzienlijke leningen blijkt niet. Bij de politie heeft de verdachte bovendien gesteld dat hij 7000 euro had geleend van een kennis; dat maakt zijn latere op dit punt andersluidende verklaring minder aannemelijk. Daarnaast heeft de verdachte desgevraagd niet kunnen aangeven op welke wijze hij een loempiakraam dacht te beginnen. De door de verdediging overgelegde stukken maken de afweging van het hof met betrekking tot de aannemelijkheid van dit onderdeel van het verweer niet anders.
De verklaring van de verdachte dat hij het geld op verschillende plaatsen in de woning verborgen hield, omdat hij geen vertrouwen had in banken, is ongeloofwaardig. Immers, uit het door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 augustus 2010 overgelegde transactieoverzicht blijkt dat de verdachte regelmatig gebruik maakte van zijn betaalrekening bij de Rabobank voor het doen van dagelijkse transacties en dat hij gebruik maakte van de mogelijkheid tot telebankieren, en dat dit ook grotere bedragen betrof.
De verdachte heeft tot slot bekend dat hij in de maanden voor zijn aanhouding in harddrugs heeft gehandeld, hetgeen ook bewezen is verklaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in harddrugs geld pleegt te worden verdiend.
Het hof verwerpt het verweer op bovengenoemde gronden.
In samenhang met het hierboven gestelde, en de door de advocaat-generaal gegeven typologie van witwassen die van toepassing is op het handelen van de verdachte, die het hof aannemelijk voorkomt, is naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel vast komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een uit misdrijf (namelijk drugshandel) verkregen hoeveelheid geld."