ECLI:NL:HR:2013:CA2799
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggaaf van omzetbelasting door een stichting gevestigd in Noorwegen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de teruggaaf van omzetbelasting door een stichting, gevestigd in Noorwegen. De stichting, hierna belanghebbende genoemd, had verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007. Dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen op 30 juni 2009, waarna de Rechtbank te Breda het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde. Hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch leidde tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. Belanghebbende had gesteld dat zij een niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige was en had op basis van artikel 33, lid 3, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) verzocht om teruggaaf. De Inspecteur had echter geoordeeld dat belanghebbende niet als ondernemer kon worden aangemerkt, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende wel als ondernemer moest worden aangemerkt en dat zij een vaste inrichting in Nederland had.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat belanghebbende haar recht op teruggaaf had moeten geldend maken via een aangifte op basis van artikel 14 van de Wet OB. Het verzoek om teruggaaf kon niet worden aangemerkt als een aangifte, omdat de wet vereiste dat men als ondernemer geregistreerd moest zijn voor de heffing van omzetbelasting. De Hoge Raad concludeerde dat het verzoek om teruggaaf terecht was afgewezen door de Inspecteur, en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.