ECLI:NL:HR:2013:CA2313
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn en deelname van de Minister van Veiligheid en Justitie aan het geding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 mei 2012. De zaak betreft een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990, waarbij belanghebbende aansprakelijk werd gesteld voor door A B.V. te Q verschuldigde omzetbelasting over het jaar 2004. De beschikking werd na bezwaar door de Ontvanger gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar de Rechtbank, die de aansprakelijkstelling verminderde. Het Hof bevestigde later de uitspraak van de Rechtbank en veroordeelde de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie, tot schadevergoeding van € 500 aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.
Belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof, terwijl de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende en incidenteel beroep in cassatie instelde. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd de Minister van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid te stellen als partij aan het geding deel te nemen, wat een schending van de procesorde betekende. De Hoge Raad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar het beroep van de Staatssecretaris gegrond, en vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze de schadevergoeding betrof. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad.