ECLI:NL:HR:2013:CA1968

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/02203
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling en gedwongen schuldregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling had ingediend. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage op 14 december 2012, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Den Haag op 18 april 2013. Verzoekster heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij de Procureur-Generaal heeft geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren. De advocaat van verzoekster heeft hierop gereageerd in een brief van 30 mei 2013.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) in overweging genomen, evenals het standpunt van de Procureur-Generaal.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02203
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
het vonnis in de zaak 429796/FT-RK 12-2682 van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2012;
het arrest in de zaak 200.124.932/01 van het gerechtshof Den Haag van 18 april 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 30 mei 2013 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.