Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool. De zaak betreft de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder het verkrijgen van een schone lei, zoals geregeld in de artikelen 352, 354 en 358 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die de basis vormden voor het cassatieberoep. De advocaat-generaal J. Wuisman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep te verwerpen, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoeker dan ook verworpen, waarmee de eerdere uitspraken in stand zijn gebleven.