ECLI:NL:HR:2013:CA0839

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
CPG 11/02508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep vóór einduitspraak

In deze zaak heeft de verdachte op 28 maart 2011 beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 30 maart 2011 is gewezen. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De kern van de zaak betreft de vraag of het beroep in cassatie ontvankelijk is, nu dit is ingesteld vóór de einduitspraak van het Hof. Artikel 432 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) regelt de termijn waarbinnen een beroep in cassatie moet worden ingesteld, en stelt dat dit moet gebeuren 'na de einduitspraak'. De Hoge Raad oordeelt dat de bewoordingen van deze bepaling niet toelaten dat een beroep in cassatie vóór de einduitspraak ontvankelijk kan zijn. Dit betekent dat de verdachte niet in zijn beroep kan worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft op 2 april 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. De raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan heeft de uitspraak gedaan als voorzitter, bijgestaan door de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep, en de raadsman heeft hierop schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, waarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

2 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02508
AGE/RZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 maart 2011, nummer 20/001844-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De verdachte heeft op 28 maart 2011 beroep in cassatie ingesteld tegen een einduitspraak van 30 maart 2011.
Art. 432 Sv regelt binnen welke termijn "na de einduitspraak" het beroep in cassatie moet worden ingesteld. Met de bewoordingen van deze bepaling is niet verenigbaar dat een vóór de einduitspraak ingesteld beroep in cassatie ontvankelijk zou zijn.
De verdachte kan derhalve in het beroep niet worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en uitgesproken op
2 april 2013.