ECLI:NL:HR:2013:CA0795
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte in een strafzaak. Het beroep was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 september 2011. De verdachte, geboren in 1990, had zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. A.W. Syrier, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft in zijn schriftelijke standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De beslissing werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.