4.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De verdachte verklaart op de vragen van de voorzitter het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik heb hoger beroep ingesteld omdat ik de veroordeling niet terecht vind.
De kinderen zijn grotendeels bij de moeder en komen hooguit gedurende twee tot drie dagen per week bij mij, in het weekend. Op doordeweekse dagen verblijft [betrokkene 1] vaak bij zijn moeder. Wanneer ik met haar bel, vraag ik wel eens waar [betrokkene 1] is. Wanneer zij mij dan vertelt dat hij weg is, ga ik ervan uit dat hij op school is. Wanneer zij mij vertelt dat hij ziek is, vraag ik haar of zij de school daarvan op de hoogte heeft gesteld.
Het schoolbezoek van [betrokkene 1] verloopt nu goed. De kinderen verblijven na schooltijd nu bij mij.
[Betrokkene 1] verblijft doordeweeks 's nachts meestal niet bij mij.
Ik heb het wettelijk gezag over de kinderen, maar de moeder heeft in feite alles voor het zeggen. [betrokkene 1] bezocht destijds en bezoekt ook nu nog de onderwijsinstelling [A].
De voorzitter geeft mondeling een zakelijke weergave van het zich in het strafdossier bevindende proces-verbaal relatief schoolverzuim van de leerplichtambtenaar van 20 juli 2010, alsmede van de verklaring van de leerplichtambtenaar van 20 juli 2010.
De verdachte verklaart op de vragen van de voorzitter het volgende, zakelijk weergegeven:
[Betrokkene 1] is heel vaak ziek. Wanneer hij ziek is, bel ik de dokter. De dokter zegt dan dat hij god niet is. Ik ben wel eens met [betrokkene 1] naar de huisarts gegaan. De GGD haalt mijn zoons wel eens door elkaar, wanneer de GGD een oproeping verstuurt.
De voorzitter geeft mondeling een zakelijke weergave van het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] van 20 juli 2010, van het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 20 juli 2010, alsmede van het absentie-overzicht, opgemaakt door de onderwijsinstelling [A].
De verdachte verklaart op de vragen van de voorzitter het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik heb met de mentor van [betrokkene 1] gesproken. Ik heb de mentor gezegd mij te bellen wanneer hij het vermoeden heeft dat [betrokkene 1] aan het spijbelen is. Wanneer [betrokkene 1] ziek is, melden zijn moeder en ik dat aan de school. Ik heb veel contact met zijn moeder over de vraag waar de kinderen zijn en wat ze aan het doen zijn. Wanneer de kinderen zoek zijn, ga ik ze zoeken.
De raadsman van de verdachte verzoekt het hof hem in de gelegenheid te stellen kort overleg te voeren met zijn cliënt. Het hof stelt de raadsman daartoe in de gelegenheid, waarna het onderzoek ter terechtzitting wordt voortgezet.
De verdachte verklaart op de vragen van de voorzitter
het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik wist vóórdat deze zaak begon te spelen niet dat er sprake was van ongeoorloofd verzuim door [betrokkene 1]. Wanneer [betrokkene 1] nu bij mij thuis is, breng ik hem naar school. [Betrokkene 1] is echter niet iedere dag bij mij thuis. Wat er in mijn huis gebeurt, daar weet ik van. Wat er niet in mijn huis, maar ergens anders, gebeurt, daar heb ik geen weet van. De moeder van [betrokkene 1] spreekt alleen de Duitse taal. Zij spreekt niet de Nederlandse taal.
Ik heb niet het gezag over de kinderen. De moeder heeft het gezag over de kinderen. Ik bedoel daarmee te zeggen: ik heb niet het toezicht op de kinderen.
Wanneer we het hebben over de in de tenlastelegging genoemde periode, kan ik u niet vertellen op welke dagen in die periode [betrokkene 1] al dan niet bij mij thuis is geweest.
De voorzitter geeft mondeling een zakelijke weergave van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 oktober 2010.
De verdachte verklaart op de vragen van de voorzitter het volgende, zakelijk weergegeven:
Mijn twee dochters wonen altijd al bij mij thuis. De andere kinderen wonen bij de moeders.
Ik weet niet meer precies wanneer ik met de mentor heb gesproken. Het moet in ieder geval geweest zijn nadat ik hoger beroep in deze strafzaak heb ingesteld. Ik weet niet meer wanneer ik met de leerplichtambtenaar heb gesproken. Het gesprek dat ik had met de leerplichtambtenaar ging niet over [betrokkene 1].
De school heeft de beschikking over de vaste en de mobiele telefoonnummers zowel van de moeder, als van mij. Wanneer een medewerker van de school een gesprek met mij wil, dan weten ze mijn telefoonnummer wel te vinden. Echter, wanneer er sprake is van schoolverzuim door [betrokkene 1], dan belt de school mij nooit.
Ik heb elke dag contact met de moeder over de kinderen. Ik heb tegen de moeder gezegd: laat de kinderen bij mij, want dan kan ik toezicht over hen uitoefenen. Echter, de moeder werkt hier niet aan mee.
De verdachte verklaart op de vragen van de advocaat-generaal het volgende, zakelijk weergegeven:
Wanneer [betrokkene 1] ziek is, belt zijn moeder naar de school of bel ik naar de school. Wanneer [betrokkene 1] ziek is, bel ik eerst naar de dokter en vervolgens naar de school. De dokter komt dan pas over een paar dagen en op dat moment is [betrokkene 1] niet ziek meer.
Wanneer [betrokkene 1] bij mij thuis verbleef, was hij niet altijd ziek. Pas toen ik bij de rechter was, wist ik wat er aan de hand was met betrekking tot schoolverzuim.
De school heeft dit niet met mij besproken.
De verdachte verklaart op de vragen van zijn raadsman het volgende, zakelijk weergegeven:
De kinderen zijn meestal in het weekend bij mij thuis, maar niet elk weekend.
De voorzitter geeft mondeling een zakelijke weergave van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 oktober 2010.
De verdachte verklaart op de vragen van de voorzitter het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op dit moment geen werk. Ik heb wel gewerkt als productiemedewerker. Ik ontvang geen uitkering, want dat wil ik niet. Mijn familie ondersteunt mij financieel. Ik heb een hypothecaire schuld. Ik heb geen problemen op het gebied van drank, drugs of gokken.
De voorzitter geeft mondeling een zakelijke weergave van het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2011.
De advocaat-generaal geeft in aanvulling hierop te kennen dat de verdachte op 29 september 2010 door het gerechtshof te Arnhem is veroordeeld ter zake van het niet nakomen van de in artikel 2, eerste lid van de Leerplichtwet 1969 opgelegde verplichting, gepleegd in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 juli 2009, alsmede in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 15 oktober 2009.
De voorzitter voegt het door de advocaat-generaal overgelegde extract van de desbetreffende uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van 29 september 2010 toe aan het strafdossier.
De verdachte verklaart op de vragen van zijn raadsman het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik ben gezond. Ik ben bereid en in staat een werkstraf te doen.
De advocaat-generaal vordert dat het hof de verdachte zal veroordelen tot hechtenis voor de duur van twee weken.
De raadsman voert het woord ter verdediging, strekkende tot oplegging van een werkstraf."