ECLI:NL:HR:2013:CA0398

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/03054
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoge Raad vernietigt uitspraak Gerechtshof inzake getuigenverhoor benadeelde partij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juni 2011. De verdachte, geboren in 1984, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een niet als getuige opgeroepen benadeelde partij niet als getuige kan worden gehoord, geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van een verzoek tot het horen van een getuige moet geschieden met het oog op de belangen van degene die het verzoek heeft gedaan. De andere partijen hebben geen rechtens te respecteren belang bij een klacht over de beslissing op zo’n verzoek. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot dertig maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

21 mei 2013
Strafkamer
nr. S 11/03054
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juni 2011, nummer 22/001413-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de toewijzing door het Hof van het verzoek van de Advocaat-Generaal tot het horen als getuige van een niet als zodanig opgeroepen doch ter terechtzitting in hoger beroep aanwezige benadeelde partij.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De voorzitter stelt de identiteit van de ter terechtzitting aanwezige verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte antwoordt op vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[Verdachte],
(...)
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.
[Betrokkene 1] is in de hoedanigheid van benadeelde partij verschenen.
Alle verklaringen zijn zakelijk weergegeven, tenzij anders vermeld.
De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en wijst erop dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mede dat het openbaar ministerie appel tegen het vonnis waarvan beroep heeft ingesteld.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld deelt de advocaat-generaal mede dat de reden van het hoger beroep - overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie d.d. 3 maart 2010 - is dat het appel van het openbaar ministerie op beide feiten ziet, maar met name is gericht tegen de vrijspraak van de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde met de daarmee samenhangende gevolgen voor de strafmaat. Vervolgens vordert de advocaat-generaal wijziging van het aan de verdachte tenlastegelegde overeenkomstig de overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte schriftelijke vordering wijziging tenlastelegging.
De verdachte en de raadsman delen mede geen bezwaar te hebben tegen de gevorderde wijziging tenlastelegging.
Het gerechtshof wijst de vordering wijziging tenlastelegging toe.
De griffier reikt een door haar gewaarmerkt afschrift van de vordering wijziging tenlastelegging aan de verdachte en de raadsman uit, waarna het onderzoek terstond met toestemming van de verdachte en de raadsman wordt voortgezet.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld deelt de advocaat-generaal mede dat, nu [betrokkene 1] als benadeelde partij heden ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig is, het openbaar ministerie verzoekt [betrokkene 1] als getuige te horen. [Betrokkene 1] geeft te kennen daartoe bereid te zijn.
Desgevraagd deelt de raadsman mede geen belang te hebben bij het horen van [betrokkene 1] als getuige, en zich derhalve tegen het verzoek te verzetten.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad. Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat nu [betrokkene 1] heden als benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig is en bereid is een getuigenverklaring af te leggen, hij als meegebrachte getuige beschouwd dient te worden en derhalve het verdedigingscriterium van toepassing is. Het verzoek van de advocaat-generaal [betrokkene 1] als getuige te horen wordt derhalve toegewezen. De voorzitter deelt voorts bij monde van het hof mede dat eerst de verdachte een verklaring zal afleggen en dat daarna Van Dijk als getuige gehoord zal worden. De getuige verlaat de zittingszaal.
(...)
De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
(...)
De voorzitter doet hierop de getuige voor het gerechtshof verschijnen."
2.3. Voor zover het middel berust op de opvatting dat een niet als getuige opgeroepen doch ter terechtzitting aanwezige benadeelde partij niet als getuige kan worden gehoord, faalt het. Die opvatting vindt in haar algemeenheid geen steun in het recht.
2.4. Voor zover het middel klaagt dat het Hof het verzoek van de Advocaat-Generaal tot het horen van de getuige op onjuiste gronden heeft toegewezen, faalt het eveneens. De hantering van de maatstaf aan de hand waarvan de rechter een vordering van het openbaar ministerie respectievelijk een verzoek van de verdediging tot het horen van een getuige moet beoordelen, dient te geschieden met het oog op de belangen van degene die de vordering dan wel het verzoek heeft gedaan. De andere procespartij(en) hebben geen rechtens te respecteren belang bij een klacht over de beslissing op zo een vordering respectievelijk verzoek noch over de maatstaf die daarbij is aangelegd of de wijze waarop deze is gehanteerd.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 32 maanden.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze dertig maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2013.