ECLI:NL:HR:2013:CA0267
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vaststelling omgangsregeling en toewijzing eenhoofdig ouderlijk gezag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader, die verzocht om vaststelling van een omgangsregeling met zijn kind en om toewijzing van eenhoofdig ouderlijk gezag. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Dhalganjansing, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. de Visser, verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de vader onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Procureur-Generaal had ook gepleit voor niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op grond van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de vader geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat deze klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.