Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van X, gevestigd te Z, tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft meerdere aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook in de vermogensbelasting. De aanslagen zijn opgelegd in het kader van de belastingheffing over de jaren die in de onderliggende geschillen aan de orde zijn. De uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd op 13 september 2012, omvatte de nummers 10/00138 t/m 10/00148 en 11/00219 t/m 11/00221, waarin de belastingplichtige X zijn bezwaren tegen de aanslagen had ingediend. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit artikel biedt de Hoge Raad de mogelijkheid om een cassatieberoep af te doen zonder een uitgebreide behandeling van de zaak, indien de zaak zich daarvoor leent. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de eerder genomen beslissingen van het Gerechtshof bevestigd, waarbij de belastingaanslagen en de bijbehorende beschikkingen inzake heffingsrente zijn gehandhaafd. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de belastingplichtige en de wijze waarop belastingaanslagen worden beoordeeld in het licht van de geldende wet- en regelgeving.