Uitspraak
wonende te [woonplaats], België
gevestigd te Maastricht,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de huur en ontruiming van een terrein in Maastricht. De eiser, handelende onder de naam [A], had een huurovereenkomst met de Stichting Berregratte, die het terrein verhuurde. De huurovereenkomst werd door Berregratte opgezegd, wat leidde tot een rechtszaak waarin de eiser betoogde dat de huuropzegging geen effect sorteerde. De kantonrechter had de vordering van de eiser toegewezen, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigde dit vonnis en veroordeelde de eiser tot ontruiming van het terrein. De eiser ging in cassatie tegen dit arrest van het hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof in zijn eerdere arrest van 14 december 2010 een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door uitsluitend te oordelen of Berregratte misbruik had gemaakt van haar opzeggingsbevoegdheid. De Hoge Raad had eerder al in een arrest van 29 juni 2012 geoordeeld dat het hof niet op de juiste wijze had gekeken naar de effecten van de huuropzegging. De Hoge Raad vernietigde het eindarrest van het hof van 29 november 2011 en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.
De Hoge Raad veroordeelde Berregratte in de kosten van het geding in cassatie en wees de incidentele vordering van Berregratte af. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling rondom huurrecht en de voorwaarden waaronder een huurovereenkomst kan worden beëindigd.