Uitspraak
gevestigd te Purmerend,
gevestigd te Veenendaal,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De kantonrechter heeft het aan art. 2 van de overeenkomst ontleende verweer van Stern verworpen en een deskundige benoemd. Het hof heeft die beschikking bekrachtigd. Het overwoog daartoe, voor zover in cassatie van belang, dat bij aanvaarding van het standpunt van Stern omtrent de verjaring de positie van de huurder van bedrijfsruimte ernstig wordt verzwakt, omdat dat standpunt meebrengt dat een van het dwingende huurrecht afwijkend beding onaantastbaar wordt als de huurder vanaf de contractssluiting drie jaar blijft stilzitten. Dit klemt temeer, nu art. 7:303 lid 1 onder a BW veelal eerst na verloop van vele jaren relevant wordt (rov. 3.6). Het hof was van oordeel dat het beroep van Gulf op de vernietigingsgrond wordt beheerst door art. 3:52 lid 1 onder d BW en dat het niet is te beschouwen als een verwerend beroep als bedoeld in art. 3:51 lid 3 BW (rov. 3.7-3.8). Het oordeelde voorts:
4.Beslissing
9 augustus 2013.