ECLI:NL:HR:2013:BZ9327

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/01467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bopz-zaak betreffende verzoek om machtiging voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, zoals geregeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een betrokkene die op basis van een rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen. De officier van justitie had de rechtbank verzocht om een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen, waarbij een geneeskundige verklaring was overgelegd. De rechtbank heeft het verzoek behandeld in aanwezigheid van de betrokkene, zijn advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige. De advocaat van de betrokkene pleitte voor meer vrijheid en vroeg om een contra-expertise, omdat de betrokkene helder en redelijk in zijn argumentatie zou zijn.

De rechtbank verleende de machtiging tot voortgezet verblijf voor de duur van twaalf maanden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het verzoek om contra-expertise was afgewezen. De ingrijpende aard van de beslissing tot vrijheidsbeneming vereist een gemotiveerde afwijzing van een dergelijk verzoek. De Hoge Raad vernietigde daarom de beschikking van de rechtbank Haarlem van 20 december 2012 en verwees de zaak naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling en beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij beslissingen die de vrijheid van een individu aangaan, vooral in het kader van geestelijke gezondheidszorg.

Uitspraak

7 Juni 2013
Eerste Kamer
13/01467
TT/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
OFFICIER VAN JUSTITIE TE HAARLEM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 198567/FA RK 12-4199 van de rechtbank Haarlem van 20 december 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar de rechtbank Noord-Holland.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Betrokkene] is op grond van een rechterlijke machtiging opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie heeft de rechtbank op de voet van art. 15 lid 1 Wet Bopz verzocht een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen. Bij het verzoekschrift is een geneeskundige verklaring van de waarnemend geneesheer-directeur overgelegd.
(ii) De rechtbank heeft het verzoek behandeld in aanwezigheid van betrokkene, zijn advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige. Blijkens het proces-verbaal heeft de advocaat onder meer verklaard:
"Cliënt is vrijheidsgelievend. Ik pleit om meneer meer vrijheid te geven. Laat een onafhankelijke arts kijken. Cliënt is erg helder en redelijk in zijn argumentatie. Ik merk niet dat hij gekke denkbeelden heeft. Ik bepleit een nieuwe contra expertise".
3.2 De rechtbank heeft de machtiging tot voortgezet verblijf verleend voor de duur van twaalf maanden. Samengevat heeft de rechtbank daartoe als volgt overwogen. Uit de geneeskundige verklaring en het verhoor van [betrokkene] is gebleken dat hij ook na het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging zal lijden aan een stoornis van de geestvermogens die gevaar voor zichzelf zal doen veroorzaken dat niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
3.3 Onderdeel III van het middel klaagt dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd doordat de rechtbank niet is ingegaan op het verzoek om contra-expertise.
3.4 Zoals hiervoor in 3.1 onder (ii) is weergegeven, is ter zitting namens [betrokkene] gevraagd om een nader onderzoek door een onafhankelijke arts. Gelet op de ingrijpende aard van de beslissing tot vrijheidsbeneming mag een dergelijk verzoek slechts gemotiveerd worden afgewezen (vgl. HR 29 april 2005, LJN AS5978, NJ 2007/153). De rechtbank heeft echter een machtiging tot voortgezet verblijf verleend zonder op het verzoek in te gaan. De klacht is dus gegrond. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Haarlem van 20 december 2012;
verwijst het geding naar de rechtbank Noord-Holland ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, als voorzitter, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 7 juni 2013.