2.2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat - kort samengevat - het filmen van deels ontklede mensen geen ontuchtige handeling of een handeling van seksuele aard oplevert, dat de intentie van de dader niet maakt dat de handeling daarom als een handeling van seksuele aard moet worden gezien en dat er geen sprake is van dwang.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de inhoud van die middelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij na het zwemmen in een kleedhokje stond dat hij niet goed kon afsluiten. Hij probeerde het balkje ter afsluiting van het hokje goed te krijgen en zag toen dat er in het hokje naast hem een vrouw stond. Hij zag aan de vorm van de voeten dat het wel een vrouw moest zijn. Hij pakte zijn mobiel, stak deze onder de wand door en heeft daarna gezien dat de camera op zijn mobiel opnamen had gemaakt. Hij heeft zijn mobiel toen weer onder de wand doorgestoken en voelde dat er tegen de camera werd geschopt en hoorde dat er werd gezegd: 'Denk je dat me kunt opnemen?'. Vervolgens hoorde hij dat er aangeklopt werd en tegen de deur van het hokje werd geduwd. Aangeefster heeft verklaard dat zij haar kleding had uitgetrokken, zich aan het afdrogen was en dat haar handdoek op de grond viel. Ze zag toen een telefooncamera links onder haar. Ze zag ook een hand die de telefoon vast hield. Ze schrok. Ze duwde de hand met de telefoon er in weg. Ze zei: 'Hé', en zag dat de telefoon werd weggetrokken. Ze heeft een boxershort en een hemdje aangetrokken en is naar de kleedkamer gegaan van degene die haar had gefilmd.
De vraag die voorligt, is of verdachte in de gegeven omstandigheden, te weten door het heimelijk vanuit een aanpalend kleedhokje met een mobiele telefoon filmen van aangeefster terwijl zij naakt dan wel (grotendeels) ongekleed was, haar heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Het hof is allereerst van oordeel dat het heimelijk filmen van naakte dan wel (deels) ongeklede personen die zich hebben afgezonderd, niet alleen schending van privacy oplevert maar onder omstandigheden eveneens kan worden aangemerkt als een handeling van seksuele aard en dien ten gevolge ook kan opleveren het verrichten van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor het antwoord op de vraag of er sprake is geweest van ontuchtige handelingen in de zin van het tenlastegelegde is doorslaggevend of onder de omstandigheden de handelingen van verdachte een seksuele lading hebben die in strijd is met sociaal-ethische normen.
Het hof is van oordeel dat uit de gegeven omstandigheden blijkt dat het handelen van verdachte in strijd was met sociaal-ethische normen met een seksuele lading. Het hof gaat er daarbij vanuit dat naar algemene ervaringsregels heeft te gelden dat dergelijke beelden kunnen worden gemaakt met de kennelijke intentie om op een later tijdstip die beelden opnieuw te bekijken dan wel dat de beelden gebruikt worden ter bevrediging van lustgevoelens van de maker van de beelden of van derden. Aangeefster heeft bovendien aangegeven dat het filmen voor haar voelde alsof verdachte haar aanraakte op haar lichaam en dat zij zich heel erg vies voelt. Het voorgaande betekent dat het hof het handelen van verdachte als ontuchtig aanmerkt.
Door de verdediging is voorts betoogd dat er geen sprake is geweest van dwang. Naar het oordeel van het hof omvat het begrip dwang als bedoeld in artikel 246 Sr niet alleen het geval waarin een ontuchtige handeling wordt verricht tegen de wil van het slachtoffer, maar ook het geval dat de dader door heimelijk handelen weet te voorkomen dat het slachtoffer zich kan verzetten en de dader zo zijn doel weet te bereiken.
Vaststaat dat aangeefster niet op de hoogte was van de aanwezigheid van verdachte in het naastgelegen kleedhokje en van zijn voornemen haar te filmen. Eerst toen zij tijdens het afdrogen haar handdoek liet vallen en deze wilde oprapen, zag zij dat er een hand met een mobiele telefoon onder de tussenwand van het aanpalende kleedhokje was gestoken. Derhalve had aangeefster zich niet kunnen onttrekken aan de inbreuk die verdachte op haar integriteit maakte. Aangeefster bevond zich alleen in een afgesloten kleedhokje en waande zich vrij en veilig (en mocht dat ook) om zich uit te kleden en af te drogen. Aangenomen moet worden dat zij dit niet zou hebben gedaan als zij had geweten dat er beelden van haar werden gemaakt. Dat zij niet gediend was van het maken van opnamen blijkt ook uit haar reactie. Op het moment dat zij de telefoon zag, heeft zij die weggeduwd en heeft zij verbaal geprotesteerd en is direct verhaal gaan halen bij degene die haar aan het filmen was.
De Hoge Raad heeft in zijn recente arrest van 22 maart 2011 (LJN: BP 1379) onder rechtsoverweging 2.4 herhaald dat 'van het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr ook sprake kan zijn in geval geen lichamelijke aanraking tussen de dader en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of in een zodanig geval de gedraging of gedragingen van de dader - al dan niet in hun onderlinge samenhang bezien - het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.'
De Hoge Raad heeft verder overwogen dat daarbij in het bijzonder betekenis toekomt aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft aangevoerd dat in dit geval van enige interactie geen sprake is.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Verdachte heeft zich, filmend met zijn telefoon, specifiek op de aangeefster gericht en haar tot object van zijn lustbeleving gemaakt. Aangeefster heeft op de gedraging van verdachte, te weten haar van onderaf filmen terwijl zij zich aan het afdrogen was en geen kleding aan had, gereageerd zodra zij de telefoon zag. Tussen verdachte en aangeefster is sprake geweest van een wisselwerking die hierin heeft bestaan dat aangeefster tegen voornoemde gedraging van verdachte heeft geprotesteerd en deze heeft beëindigd. Aangeefster heeft de telefoon weggeduwd waarop verdachte de telefoon heeft teruggetrokken en met filmen is gestopt. Daarnaast heeft zij verbaal afkeurend gereageerd op de gedraging van verdachte. Nu het niet zo is dat aangeefster pas later, achteraf, op de hoogte is geraakt van de gedraging van verdachte maar actief op zijn ontuchtige gedrag heeft gereageerd, heeft naar het oordeel van het hof hiermee, voor het plegen of het dulden van ontucht, relevante interactie plaatsgevonden."