ECLI:NL:HR:2013:BZ8827

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/03756
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verkrijging van de Nederlandse nationaliteit en afwijzing in eerdere procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door een verzoekster. De verzoekster, wonende te [woonplaats], had eerder een verzoek ingediend dat was afgewezen in een procedure bij de rechtbank 's-Gravenhage op 10 mei 2012. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere beschikking en stelt vast dat het cassatierekest aan de beschikking is gehecht. De verzoekster heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als verweerder optreedt. De advocaat van de verzoekster is mr. P.J.W. de Water, terwijl de Staat wordt bijgestaan door mr. M.M. van Asperen.

De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoekster verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de uitspraak is een belangrijke bevestiging van de toepassing van de relevante wetgeving inzake naturalisatie.

Uitspraak

26 april 2013
Eerste Kamer
12/03756
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.W. de Water,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 380451/HA RK 10-646 van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 mei 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 26 april 2013.