ECLI:NL:HR:2013:BZ8170
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Veroordeling ouders van jeugdige verdachte tot schadevergoeding aan benadeelde partij in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de veroordeling van de ouders van een jeugdige verdachte tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, [betrokkene 1]. De verdachte, geboren in 1995, was ten tijde van het delict, gepleegd op 7 augustus 2009, nog geen veertien jaar oud. Het Hof had de ouders veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.888,- aan de benadeelde partij, op basis van artikel 51g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat indien een minderjarige verdachte een onrechtmatige daad pleegt, de vordering tot schadevergoeding geacht wordt gericht te zijn tegen de ouders of voogd van het kind.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de wetgeving met betrekking tot de aansprakelijkheid van ouders voor de daden van hun minderjarige kinderen niet is gewijzigd door de invoering van artikel 51g, vierde lid, Sv. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak echter uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde jeugddetentie, die werd verminderd naar 27 weken, waarvan 12 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot de vermindering van de jeugddetentie.
De uitspraak benadrukt de positie van slachtoffers in het strafproces en de mogelijkheid voor hen om schadevergoeding te vorderen van de ouders van minderjarige daders. De Hoge Raad bevestigde dat de ouders aansprakelijk zijn voor de schade die door hun kind is veroorzaakt, zelfs als het kind zelf niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld vanwege zijn leeftijd.