Uitspraak
wonende te [woonplaats], Roemenië,
gevestigd te Nijmegen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], een werknemer die in Roemenië woonachtig is, tegen zijn werkgever Haskoning Nederland B.V. De zaak betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in het buitenland was gedetacheerd. De centrale vraag in deze procedure was of de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was en of artikel 6 van de BBA (Besluit Bepalingen Arbeidsrelaties) van toepassing was op deze situatie.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem, waarin de feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties zijn uiteengezet. De werknemer had eerder al een beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, waarbij Haskoning had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep op grond van artikel 80a RO, dan wel tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Haskoning zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.