ECLI:NL:HR:2013:BZ7389

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/02675
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onredelijk ontslag van gedetacheerde werknemer en toepasselijkheid van het BBA

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], een werknemer die in Roemenië woonachtig is, tegen zijn werkgever Haskoning Nederland B.V. De zaak betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in het buitenland was gedetacheerd. De centrale vraag in deze procedure was of de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was en of artikel 6 van de BBA (Besluit Bepalingen Arbeidsrelaties) van toepassing was op deze situatie.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem, waarin de feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties zijn uiteengezet. De werknemer had eerder al een beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, waarbij Haskoning had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep op grond van artikel 80a RO, dan wel tot verwerping van het beroep.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Haskoning zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02675
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats], Roemenië,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
HASKONING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Haskoning.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
het vonnis in de zaak 624587\CV EXPL 09-5047\282th van de kantonrechter te Nijmegen van 23 april 2010;
de arresten in de zaak 200.072.219 van het gerechtshof te Arnhem van 12 juli 2011 en 21 februari 2012.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Haskoning heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid op grond van art. 80a RO dan wel tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Haskoning begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders en G. de Groot en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
12 juli 2013.