(iii) een schrijven van mr. B. Kaya van 18 januari 2012 gericht aan de Rechtbank, met als bijlage een kopie van de volgende, door [betrokkene 1] ontvangen documenten van het kentekenbewijs: het voertuigbewijs, het tenaamstellingsbewijs en het overschrijvingsbewijs. Het kentekenbewijs houdt in dat de personenauto van het merk BMW 320D, met kentekennummer [AA-00-BB], is gesteld op naam van [betrokkene 2], geboren op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats], op het adres [a-straat 1].
(iv) het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 27 januari 2012 inhoudende:
"De officier van justitie voert het woord:
Uit de stukken die aan het dossier zijn toegevoegd blijkt dat de auto welke na een proefrit niet is teruggekeerd de auto betreft die onder klaagster inbeslaggenomen is.
De raadsman van de verdachte voert het woord overeenkomstig de pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De officier van justitie voert het woord:
Het staat vast dat het hier gaat om een verduisterde auto. Er is wat mij betreft geen strafvorderlijk belang meer. Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat de auto dient te worden teruggegeven aan de Belgische eigenaar. Er was sprake van ruiling. De vraag is of er bij de ruiltransactie bij klaagster sprake is geweest van goede trouw. Daar vallen natuurlijk wel wat opmerkingen over te maken. Er kwam namelijk een onbekend persoon bij klaagster om een auto in te ruilen. De auto die deze persoon in wilde ruilen was duurder dan de auto die hij bij [klaagster] aan wilde schaffen. Normaal gesproken is dat andersom. [Klaagster] gaat vervolgens de transactie aan. De transactie verloopt in contante sfeer en er zijn geen reservesleutels en onderhoudsboekjes. [Betrokkene 1] heeft geen adres- en persoonsgegevens geverifieerd. Aan de wegwijsplicht wordt ook niet voldaan. De rechtsvoorganger heeft immers een vals document gebruikt of bestaat niet. Gelet op voornoemde omstandigheden ben ik van mening dat [klaagster] niet te goeder trouw is geweest, geen eigendom van de auto heeft verkregen en dat de Belgische eigenaar rechthebbende is gebleven. De Belgische eigenaar behoort de auto terug te krijgen. Nu er geen sprake is van goede trouw, kom ik niet meer toe aan de vraag of de auto door diefstal of op een andere manier ontvreemd is.
De raadsman voert het woord:
Cliënt kan een toelichting geven over de omstandigheden waaronder de koop heeft plaatsgevonden. De officier van justitie vindt het vreemd dat er een duurdere auto werd ingeruild dan er gekocht werd. Maar ja, het ging wel om een jeep die moeilijk verkoopbaar en duur in onderhoud is. Gelet op voornoemde omstandigheden was het geen vreemde, maar juist een logische transactie. Temeer omdat de man in echtscheiding lag en veel geld nodig had. Contante betalingen zijn in de autohandel gebruikelijk. Het kan [klaagster] niet aangerekend worden dat zij misleid is door de verkopers. Cliënt was dus te goeder trouw. Ik verzoek u hiervan uit te gaan.
(...)
[Betrokkene 1] verklaart:
Uit mijn aangifte bij de politie blijkt dat ik te goeder trouw was. Ik ga altijd mee wanneer een klant een proefrit maakt. Op het type X5 heb ik een handelaarskenteken gezet. Ik heb ook in hun auto gereden. De twee mannen zijn vervolgens vertrokken en hebben mij na 3 uur gebeld. We hebben toen onderhandeld en ik ben akkoord gegaan met het door hen genoemde bedrag. Ik heb € 10.000,- opgenomen van de bank. Ik heb hiervoor twee keer gepind bij de Rabobank. Voordat mijn rechtsvoorganger een proefrit ging maken heb ik zijn rijbewijs bekeken. Ik heb er geen kopie van gemaakt. Nadat ik erachter kwam dat het niet goed zat, ben ik nog naar het opgegeven adres gegaan. Op dat adres bleek mijn rechtsvoorganger niet bekend te zijn. Ik ben op eigen initiatief met de auto eerst naar de politie en later naar de RDW gegaan. Daar bleek dat de auto gekloond was."