ECLI:NL:HR:2013:BZ7172

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/01056 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ongegrondverklaring beklag inzake inbeslaggenomen auto en goede trouw van de verkrijger

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een beklag van een klaagster over de ongegrondverklaring van haar verzoek tot teruggave van een inbeslaggenomen personenauto. De Rechtbank had geoordeeld dat de klaagster niet te goeder trouw was bij de verkrijging van de auto, die eerder gestolen was. De klaagster had de auto gekocht van een persoon die zich als de eigenaar voordeed, maar die niet bevoegd was om de auto te verkopen. De Rechtbank oordeelde dat de klaagster niet aan haar wegwijsplicht had voldaan, omdat zij geen gegevens kon verstrekken van haar rechtsvoorganger. De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de klaagster niet te goeder trouw was. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar de Rechtbank 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw in het kader van eigendomsoverdracht en de verplichtingen van de verkrijger.

Uitspraak

16 april 2013
Strafkamer
nr. S 12/01056 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 februari 2012, nummer RK 11/1760, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. drs. P.A.M. Verkuijlen, advocaat te Sint-Oedenrode, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank haar beslissing tot ongegrondverklaring van het beklag ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2. De Rechtbank heeft het door de klaagster ingediende klaagschrift, strekkende tot teruggave aan haar van de onder haar inbeslaggenomen personenauto, ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"De rechtbank stelt vast dat er gelet op het standpunt van de officier van justitie geen strafvorderlijk belang is voor handhaving van het beslag nu de officier van justitie de inbeslaggenomen personenauto wil teruggeven aan de rechthebbende.
De rechtbank stelt voorts vast dat uit de stukken blijkt dat de onder [klaagster] inbeslaggenomen personenauto de personenauto is die op 8 juni 2011 gestolen is.
[Klaagster] stelt dat de onder haar inbeslaggenomen personenauto van haar is. [Betrokkene 1] heeft verklaard op 28 juni 2011 namens [klaagster] de personenauto te goeder trouw te hebben ingekocht van [betrokkene 2] in ruil voor een BMW X5 met bijbetaling van een bedrag van € 12.000,-.
Op grond van artikel 3:84 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) is voor de overdracht van een goed vereist dat de levering krachtens een geldige titel wordt verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken. In de onderhavige zaak betekent dit dat de persoon die de BMW 320D voor verkoop aanbood (verder: [betrokkene 2]), nu de personenauto van BMW van [A] N.V. was, beschikkingsonbevoegd was en niet gerechtigd was de personenauto aan klaagster te verkopen. Om deze reden heeft er ingevolge artikel 3:84 van het BW geen geldige overdracht van de personenauto plaatsgevonden. Ondanks de onbevoegdheid van [betrokkene 2] kan de overdracht van de personenauto ingevolge artikel 3:86, eerste lid van het BW toch geldig zijn indien de overdracht anders dan om niet is geschied, hetgeen hier het geval is, en de verkrijger, in casu klaagster, te goeder trouw was.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of klaagster een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 3:86 eerste lid van het BW. Artikel 3:87 eerste lid van het BW vereist voor een geslaagd beroep op artikel 3:86 eerste lid van het BW dat klaagster onverwijld de gegevens van zijn rechtsvoorganger moet kunnen verschaffen. De rechtbank is van oordeel dat klaagster niet te goeder trouw was. Immers bestaan de bedrijfsactiviteiten van klaagster onder meer uit de handel in personenauto's en [betrokkene 1] die handelde namens klaagster, heeft de personenauto gekocht van een particulier waarvan hij de adres- en persoonsgegevens niet geverifieerd heeft.
Nu klaagster niet de juiste gegevens van zijn rechtsvoorganger kon verschaffen, was klaagster niet te goeder trouw en kan klaagster geen beroep doen op het bepaalde in artikel 3:86 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Er heeft gelet op het voorgaande geen geldige overdracht van de personenauto aan klaagster plaatsgevonden. De rechtbank zal het klaagschrift derhalve ongegrond verklaren."
2.3. Tot de stukken van het geding behoren:
(i) het namens de klaagster ingediende klaagschrift van 18 oktober 2011, inhoudende:
"Feitelijk relaas
3. Klager is eigenaar van [klaagster] en zijn bedrijfsactiviteiten bestaan uit de handel in en reparatie van personenauto's (uittreksel KvK, bijlage 2).
4. Door klager is aangifte gedaan van oplichting op vrijdag 22 juli 2011 op het politiebureau te Veghel (bijlage 3). Klager had een verkoopadvertentie geplaatst voor een BMW X5 afkomstig van zijn bedrijfsvoorraad. Naar aanleiding van die advertentie zijn twee mannen (de oplichters, verdachten die het strafbaar feit hebben gepleegd en waarvan klager slachtoffer is geworden) de BMW X5 van klager komen bezichtigen. De oplichters stelden dat zij interesse hadden in de BMW X5 en een
BMW 320 d cabriolet (personenauto 1a) wilden inruilen. Een van de oplichters (noemde zich: [betrokkene 2]) en heeft zich geïdentificeerd met een rijbewijs. De persoon [betrokkene 2] is als eigenaar aangeduid op het tenaamstellingsbewijs van de BMW 320 d cabriolet en het rijbewijs waarmee hij zich geïdentificeerd had, op verzoek van klager, kwam overeen (bijlage 3.1). Op dat moment kon klager niet weten dat het een vals rijbewijs was. Dat kwam aan het licht na aangifte en na onderzoek van de politie. De politie heeft klager gemeld dat de persoon [betrokkene 2] niet bestaat en dat de auto op een andere persoon te naam is gesteld. Na de onderhandelingen is door klager de BMW X5 verkocht aan de oplichters voor een waarde van € 10.000,- (bijlage 3.2). Klager heeft personenauto 1a in goede trouw (in)gekocht van de oplichters voor een totaalbedrag van € 22.000,- (bijlage 3.1 en 3.3). Klager heeft een gedeelte aan de oplichters verrekend met de waarde van de BMW X5 (€ 10.000,-) en het overige gedeelte € 12.000,- is contant door klager aan de oplichters betaald.(...)"
(ii) het proces-verbaal van de behandeling in de raadkamer van 30 december 2011, inhoudende:
"Namens klaagster is [betrokkene 1], directeur van [klaagster] verschenen.
(...)
[Betrokkene 1] verklaart:
Ik heb voor die auto € 12.000 bijbetaald. Bij de aankoop leverde de verkoper het complete kenteken bij me in. (...) De politie heeft de persoon niet kunnen vinden die mij de BMW heeft verkocht.
(...)
[Betrokkene 1] verklaart:
Ik heb een kopie van de autopapieren thuis liggen. Die papieren bleken vals te zijn.
De rechter deelt mede dat het goed zou zijn wanneer [betrokkene 1] kopieën van deze papieren aan de officier van justitie en de rechtbank doet toekomen, zodat deze kopieën aan het dossier kunnen worden toegevoegd.
(...)
De rechter:
schorst de behandeling van het klaagschrift tot de openbare raadkamer van 27 januari 2012 te 11.20 uur (...)"
(iii) een schrijven van mr. B. Kaya van 18 januari 2012 gericht aan de Rechtbank, met als bijlage een kopie van de volgende, door [betrokkene 1] ontvangen documenten van het kentekenbewijs: het voertuigbewijs, het tenaamstellingsbewijs en het overschrijvingsbewijs. Het kentekenbewijs houdt in dat de personenauto van het merk BMW 320D, met kentekennummer [AA-00-BB], is gesteld op naam van [betrokkene 2], geboren op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats], op het adres [a-straat 1].
(iv) het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 27 januari 2012 inhoudende:
"De officier van justitie voert het woord:
Uit de stukken die aan het dossier zijn toegevoegd blijkt dat de auto welke na een proefrit niet is teruggekeerd de auto betreft die onder klaagster inbeslaggenomen is.
De raadsman van de verdachte voert het woord overeenkomstig de pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De officier van justitie voert het woord:
Het staat vast dat het hier gaat om een verduisterde auto. Er is wat mij betreft geen strafvorderlijk belang meer. Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat de auto dient te worden teruggegeven aan de Belgische eigenaar. Er was sprake van ruiling. De vraag is of er bij de ruiltransactie bij klaagster sprake is geweest van goede trouw. Daar vallen natuurlijk wel wat opmerkingen over te maken. Er kwam namelijk een onbekend persoon bij klaagster om een auto in te ruilen. De auto die deze persoon in wilde ruilen was duurder dan de auto die hij bij [klaagster] aan wilde schaffen. Normaal gesproken is dat andersom. [Klaagster] gaat vervolgens de transactie aan. De transactie verloopt in contante sfeer en er zijn geen reservesleutels en onderhoudsboekjes. [Betrokkene 1] heeft geen adres- en persoonsgegevens geverifieerd. Aan de wegwijsplicht wordt ook niet voldaan. De rechtsvoorganger heeft immers een vals document gebruikt of bestaat niet. Gelet op voornoemde omstandigheden ben ik van mening dat [klaagster] niet te goeder trouw is geweest, geen eigendom van de auto heeft verkregen en dat de Belgische eigenaar rechthebbende is gebleven. De Belgische eigenaar behoort de auto terug te krijgen. Nu er geen sprake is van goede trouw, kom ik niet meer toe aan de vraag of de auto door diefstal of op een andere manier ontvreemd is.
De raadsman voert het woord:
Cliënt kan een toelichting geven over de omstandigheden waaronder de koop heeft plaatsgevonden. De officier van justitie vindt het vreemd dat er een duurdere auto werd ingeruild dan er gekocht werd. Maar ja, het ging wel om een jeep die moeilijk verkoopbaar en duur in onderhoud is. Gelet op voornoemde omstandigheden was het geen vreemde, maar juist een logische transactie. Temeer omdat de man in echtscheiding lag en veel geld nodig had. Contante betalingen zijn in de autohandel gebruikelijk. Het kan [klaagster] niet aangerekend worden dat zij misleid is door de verkopers. Cliënt was dus te goeder trouw. Ik verzoek u hiervan uit te gaan.
(...)
[Betrokkene 1] verklaart:
Uit mijn aangifte bij de politie blijkt dat ik te goeder trouw was. Ik ga altijd mee wanneer een klant een proefrit maakt. Op het type X5 heb ik een handelaarskenteken gezet. Ik heb ook in hun auto gereden. De twee mannen zijn vervolgens vertrokken en hebben mij na 3 uur gebeld. We hebben toen onderhandeld en ik ben akkoord gegaan met het door hen genoemde bedrag. Ik heb € 10.000,- opgenomen van de bank. Ik heb hiervoor twee keer gepind bij de Rabobank. Voordat mijn rechtsvoorganger een proefrit ging maken heb ik zijn rijbewijs bekeken. Ik heb er geen kopie van gemaakt. Nadat ik erachter kwam dat het niet goed zat, ben ik nog naar het opgegeven adres gegaan. Op dat adres bleek mijn rechtsvoorganger niet bekend te zijn. Ik ben op eigen initiatief met de auto eerst naar de politie en later naar de RDW gegaan. Daar bleek dat de auto gekloond was."
2.4. In een geval als het onderhavige, waarin de Officier van Justitie van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rechtbank de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010/654).
2.5. De Rechtbank heeft kennelijk geoordeeld dat de door de Officier van Justitie bedoelde "Belgische eigenaar" redelijkerwijs als rechthebbende van de inbeslaggenomen personenauto moet worden aangemerkt, omdat de klaagster bij de verkrijging van die auto niet te goeder trouw was, althans geen beroep kan doen op het bepaalde in art. 3:86, eerste lid, BW.
2.6. Het middel slaagt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 7.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2013.