ECLI:NL:HR:2013:BZ7149

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/02719
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en valsheid in geschrifte in relatie tot een personenauto

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van witwassen en valsheid in geschrifte met betrekking tot een Nissan type Infinity. De bewezenverklaring steunde op de stelling dat de verdachte wist dat de auto afkomstig was uit een misdrijf. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte 'wist' dat de auto afkomstig was uit enig misdrijf. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

De zaak betreft een verdachte die in de periode van 25 oktober 2007 tot en met 28 april 2009 samen met een ander een personenauto voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze auto afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast werd de verdachte verweten dat zij een koopovereenkomst valselijk had opgemaakt. De bewijsvoering omvatte verklaringen van betrokkenen, documenten en financiële gegevens die de relatie tussen de verdachte en de medeverdachte blootlegden. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet voldoende gemotiveerd was en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld door het Gerechtshof.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de intentie van de verdachte. De beslissing om de zaak terug te verwijzen naar het Gerechtshof geeft de mogelijkheid voor een herbeoordeling van de feiten en omstandigheden, waarbij de Hoge Raad de eerdere uitspraak niet in zijn geheel verwierp, maar enkel de onderdelen die niet naar de eisen van de wet waren gemotiveerd.

Uitspraak

16 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02719
AGE/KM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 april 2011, nummer 23/000568-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak in zoverre naar het Gerechtshof Amsterdam en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft schriftelijk daarop gereageerd.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. zij in de periode van 25 oktober 2007 tot en met 28 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten:
- een personenauto van het merk Nissan type Infinity met kenteken [AA-00-AA] voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat die auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2. zij in de periode van 17 oktober 2007 tot 26 oktober 2007 te Monster tezamen en in vereniging met een ander een koopovereenkomst van [A] B.V. daterend van 17 oktober 2007 betreffende de aankoop van de personenauto merk Nissan type Infinity met kenteken [AA-00-AA], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid haar handtekening gezet op die koopovereenkomst, terwijl die voor de handtekening van [betrokkene 1] moest doorgaan, zulks met het oogmerk om die koopovereenkomst als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Op 17 oktober 2007 heeft [A] B.V. te [plaats] een Nissan type Infinity met kenteken [AA-00-AA] verkocht voor een bedrag van € 41.500,-. Uit de koopovereenkomst van 17 oktober 2007 blijkt dat als koper staat vermeld [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [plaats]. Deze koopovereenkomst is ondertekend door verdachte en niet door [betrokkene 1]. Volgens de factuur autoverkoop, op naam van [betrokkene 1], ruilt [medeverdachte] zijn Mercedes in voor een bedrag van € 22.500,- en betaalt hij op 25 oktober 2007 contant € l9.000,-. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte] de auto heeft uitgekozen en dat de auto op naam van haar broer is gekomen. [Medeverdachte] heeft eerst zelf nog even in de auto gereden en daarna is verdachte erin gaan rijden. [Betrokkene 1], wonende te [plaats], verklaart dat de handtekening op de koopovereenkomst van 17 oktober 2007 niet zijn handtekening is, dat [medeverdachte] aan hem gevraagd had of de Nissan een paar dagen op zijn naam mocht staan en dat [medeverdachte] de auto daarna op naam van zijn eigen vader zou zetten.
Nadat het koopcontract is getekend wordt de auto voor een zeer korte periode op naam van [betrokkene 1] gezet waarna de auto op naam van de vader van [medeverdachte] wordt gezet.
De Nissan staat sinds 5 maart 2009 op naam van verdachte. De stelling van haar raadsman dat zij vanaf dat moment een auto nodig heeft voor haar kledingwinkel wordt niet onderbouwd door de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aangezien verdachte haar kledingwinkel gestart is in februari/maart 2008.
[Medeverdachte] wordt op 25 april 2009 als bestuurder van een personenauto merk Mercedes Benz type ML320 Cdi ter waarde van € 53.000,- staande gehouden. De auto stond op naam van een derde. Zijn auto is met toestemming van [medeverdachte] doorzocht en in de auto werd een bundel met 100 € 50,- biljetten aangetroffen. Tijdens verdere doorzoeking in de auto zijn tien GSM telefoons aangetroffen waarvan er negen aan stonden, 2 plastic zakjes bevattende cocaïne en zes handgeschreven briefjes met verhullend taalgebruik. Tijdens de insluitingsfouillering zijn onder [medeverdachte] € 11.200,- (o.a. 14 coupures van € 500,-) en een horloge Audemars Piquet ter waarde van € 72.200,- inbeslaggenomen.
Uit verder onderzoek bleek dat [medeverdachte] feitelijke zeggenschap had over diverse auto's terwijl deze auto's op naam van derden stonden. Tijdens doorzoeking op het GBA-adres van [medeverdachte] werd een ontmantelde hennepplantage aangetroffen.
Op het GBA-adres van verdachte zijn 2 plakken hasjiesj á 2 kilogram, 253 gram hasjiesj, een plastic zakje cocaïne (37,9 gram) en een pistool merk Glock kaliber 9 mm en 15 patronen aangetroffen. Daarnaast ook een aantal kassabonnen, nota's en stortingsbewijzen die betrekking hadden op contante aankopen van luxe goederen. Tegenover de uitgaven en bezittingen van [medeverdachte] staan nagenoeg geen inkomsten.
Ook verdachte had geen inkomsten, anders dan een uitkering. Pas sinds 2008 had verdachte inkomsten, doch marginaal. Uit gegevens van de belastingdienst over verdachte blijkt (Z2 117-134) het volgende:
In 2004: uitkering UWV
In 2005: € 13.369
In 2006: € 2.140
In 2007: € 0
In 2008: omzet dameskledingzaak € l09.778,-
1e kwartaal 2009: omzet dameskledingzaak: € 32.000.
Op grond van het vorengaande acht het hof het aannemelijk dat verdachte en haar (toenmalige) vriend [medeverdachte] in de periode genoemd in de tenlastelegging inkomsten uit misdrijf hebben verworven.
Daar komt nog het volgende bij.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat ze sinds zes á zeven jaar een relatie had met [medeverdachte] maar dat het de laatste twee maanden niet meer zo goed ging. Uit het proces-verbaal van bevindingen (buurtonderzoek) van l8 augustus 2010 blijkt, uit verklaringen van buren, dat [medeverdachte] en verdachte al jaren samenwonen op het adres [b-straat 1] te [plaats].
Verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte], kenden elkaar al geruime tijd en volstrekt onaannemelijk is dat zij in die relatie zodanig "langs elkaar heen leefden" dat verdachte in al die jaren niet kan hebben geconstateerd dat de legale inkomsten van [medeverdachte] niet in verhouding stonden tot de regelmatige, soms forse uitgaven. Verder heeft verdachte haar handtekening onder de koopovereenkomst van de Nissan geplaatst, terwijl uit die koopovereenkomst bleek dat de auto op naam van haar broer werd gezet.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van de Nissan met kenteken [AA-00-AA] nu zij moet hebben geweten dat die auto, geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, afkomstig was uit misdrijf.
Verder heeft verdachte het oogmerk gehad op het doen gebruiken van de valse koopovereenkomst (m.b.t. genoemde Nissan). Zij heeft haar handtekening geplaatst onder de naam van een ander op een contract waarvan het de bedoeling was dat het na ondertekening gebruikt zou worden om te kunnen bewijzen dat de Nissan was gekocht door [betrokkene 1].
Verdachte en [medeverdachte] zijn de gebruikers geweest van deze auto terwijl de auto langere tijd op naam van anderen heeft gestaan. Uiteindelijk is de auto op naam van verdachte gezet. Gebleken is dat verdachte wist dat het contract betrekking had op de koop van de Nissan en zij wist tevens dat zij haar handtekening als koper op het contract plaatste, terwijl zij niet de koper van de Nissan was. Dit betekent dat verdachte met het plaatsen van de handtekening het oogmerk heeft gehad op het (door een ander) doen gebruiken van een valse koopovereenkomst."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 1 ontoereikend is gemotiveerd, onder meer omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de in de bewezenverklaring genoemde auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
3.2. Aangezien de bewezenverklaring onder 1, voor zover deze inhoudt dat de verdachte "wist" dat de in de bewezenverklaring genoemde auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.3. Voor zover het middel hier over klaagt, is het terecht voorgesteld.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 16 april 2013.