ECLI:NL:HR:2013:BZ7148

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/02580
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en machtiging van de raadsman

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door de Rechtbank 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor meerdere diefstallen. De raadsman van de verdachte, mr. R.P. Snorn, had hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Het Hof oordeelde dat het faxbericht van de raadsman geen melding maakte van een bijzondere volmacht aan een medewerker van de griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als niet begrijpelijk bestempeld.

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en concludeerde dat de brief van de raadsman, waarin hij verklaarde door zijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen, wel degelijk als een machtiging kon worden opgevat. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen bijzondere volmacht was verleend aan de griffiemedewerker. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de juiste toepassing van de wettelijke vereisten voor het instellen van hoger beroep, met name in situaties waarin een advocaat optreedt namens een cliënt. De Hoge Raad bevestigde dat een advocaat die door zijn cliënt is gevolmachtigd, de bevoegdheid heeft om hoger beroep in te stellen, mits dit op de juiste wijze wordt gecommuniceerd aan de griffie.

Uitspraak

16 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02580
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 april 2011, nummer 22/006052-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2. De verdachte is bij vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, ter zake van 1. "diefstal", 2. "diefstal" en 3. "diefstal", gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt". Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.3. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Het hoger beroep is door de raadsman van de verdachte niet ingesteld overeenkomstig de eisen, zoals vermeld in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien het faxbericht van deze raadsman van 26 november 2010 aan de rechtbank 's-Gravenhage, sector strafrecht, geen melding maakt van een bijzondere volmacht aan een medewerker ter griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep."
2.4.1. Tot de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding behoort een door de griffier van de Rechtbank
's-Gravenhage ondertekende akte instellen hoger beroep, inhoudende:
"Op 26 november 2010 kwam ter griffie van deze rechtbank [betrokkene 1], ambtenaar ter voormelde griffie, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[Verdachte]
Geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats]
Vertrokken, onbekend waarheen
Thans gedetineerd te PI Zuid West - De Dordtse Poorten
Postbus 638
3300 AP Dordrecht
UAH
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis door de politierechter in deze rechtbank op 16 december 2009 gewezen, alsmede tegen alle eventuele tussenbeslissingen."
2.4.2. Aan de akte rechtsmiddel is een faxbericht gehecht, gericht aan de "Rechtbank 's-Gravenhage, sector strafrecht", inhoudende:
"Edelachtbare Heer/Vrouwe,
Bij deze verzoek ik, mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, u om namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971, in bovengenoemde zaak hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter van 16 december 2009.
Ik, mr. R.P. Snorn, verklaar door mijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te (laten) stellen.
Ik, mr. R.P. Snorn, verklaar dat mijn cliënt er mee instemt dat u, als medewerker van de griffie, de oproeping voor de zitting in hoger beroep aanstonds in ontvangst neemt.
Cliënt is momenteel gedetineerd in de PI Dordrecht.
Graag ontvang ik ook een afschrift van de appèldagvaarding.
Hoogachtend,
R.P. Snorn" .
2.5. In het arrest van 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat op de wijze van art. 450, derde lid, Sv hoger beroep kan instellen. De hiervoor onder 2.4.2. weergegeven brief van mr. R.P. Snorn houdt in dat hij namens zijn cliënt de medewerker ter griffie verzoekt hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Politierechter van 16 december 2009 en verklaart door zijn cliënt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te (laten) stellen. Deze brief kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een machtiging van de verdachte aan mr. Snorn om de medewerker ter griffie namens hem (verdachte) te machtigen hoger beroep in te stellen. Het oordeel van het Hof dat die brief geen bijzondere volmacht inhoudt aan een medewerker ter griffie om namens de verdachte hoger beroep in te stellen en dat de verdachte derhalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, is niet begrijpelijk.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 april 2013.