ECLI:NL:HR:2013:BZ7146
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep en vereisten voor volmacht
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad behandelt de vraag of de schriftelijke volmacht van de advocaat aan de griffiemedewerker voldoet aan de wettelijke eisen. De volmacht moet namelijk de verklaring van de advocaat bevatten dat hij door de verdachte is gemachtigd om cassatie in te stellen. In dit geval voldeed de volmacht niet aan deze eis, omdat de advocaat in zijn faxbericht niet expliciet aangaf dat hij door de verdachte was gemachtigd. De Hoge Raad verwijst naar een eerdere uitspraak waarin werd geoordeeld dat een onvolkomen volmacht niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, mits er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte de wens had om cassatie in te stellen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om zich over de voorgestelde middelen uit te laten. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 23 april 2013, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.