ECLI:NL:HR:2013:BZ6607

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/01476
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curator wegens schending zorgplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Jan Goossen LENSELINK, optredend als curator van een meerderjarige, tegen een verweerder. De curator had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 11 oktober 2011 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De curator stelde dat de verweerder aansprakelijk was voor schending van de zorgplicht, zoals vastgelegd in artikel 1:383 van het Burgerlijk Wetboek. De advocaat van de curator heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft het beroep van de curator verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

7 juni 2013
Eerste Kamer
12/01476
EE/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Jan Goossen LENSELINK,
optredend als curator c.q. wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1],
gevestigd te Zoetermeer,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.L. van Lookeren Campagne.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 339109/HA ZA 09.1881 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 augustus 2009, 21 oktober 2009 en 21 juli 2010;
b. het arrest in de zaak 200.075.392/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 oktober 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de curator heeft bij brief van 11 april 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 7 juni 2013.