ECLI:NL:HR:2013:BZ6520
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens onvoldoende belang
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 april 2012. De zaak betreft een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. In de schriftelijke middelen van cassatie die zijn ingediend, zijn verschillende klachten naar voren gebracht.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft in zijn conclusie het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk kan worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Gelet op deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting op 9 april 2013.