ECLI:NL:HR:2013:BZ6519
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Intrekking van het arrest van niet-ontvankelijkheid in cassatie en beoordeling van verweer in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was veroordeeld voor meerdere auto-inbraken. De Hoge Raad trekt het eerdere arrest van 29 november 2011 in, waarin de verdachte niet-ontvankelijk was verklaard in zijn beroep. Dit gebeurde als gevolg van een administratieve vergissing, waardoor de raadsvrouwe niet op de hoogte was gesteld van de betekening van de aanzegging. Hierdoor was het niet mogelijk om tijdig middelen van cassatie in te dienen.
De Hoge Raad beoordeelt vervolgens de inhoud van het cassatiemiddel, dat betoogt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet vermeldt dat er een pleitnota is overgelegd door de raadsvrouwe. De Hoge Raad concludeert dat het proces-verbaal enkel vermeldt dat de verdachte en de raadsvrouwe het woord tot verdediging hebben gevoerd, maar dat er geen expliciete weergave van het verweer in het arrest is opgenomen. Dit leidt tot de conclusie dat het middel feitelijke grondslag mist, waardoor het niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad constateert ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg, gezien de opgelegde gevangenisstraf van 62 dagen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.