ECLI:NL:HR:2013:BZ6518
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1975, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 28 januari 2011 had geoordeeld in zijn strafzaak. De advocaat van de verdachte, mr. M.C. van Linde, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en heeft het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf. De opgelegde straf is verminderd tot 29 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Dit besluit is genomen omdat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen andere gronden waren voor vernietiging van de uitspraak. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:BZ6518.