ECLI:NL:HR:2013:BZ6513

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/02162
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep door gebrek aan instemming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een beroep in cassatie door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat mr. J.S. Nan. De kern van de zaak draait om de vraag of het Hof de voorschriften van artikel 322, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft nageleefd. Dit artikel vereist dat het onderzoek ter terechtzitting opnieuw moet worden aangevangen indien de instemming van de Advocaat-Generaal en de aanwezige verdachte ontbreekt bij de hervatting van het onderzoek.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de behandeling in hoger beroep begon op 18 februari 2011, waarbij het Hof was samengesteld uit mrs. Van Strien, Stoker-Klein en Bonn. Na een schorsing van het onderzoek werd de zaak hervat op 29 maart 2011, maar op deze zitting was het Hof samengesteld uit mrs. Van Strien, Langeler en Bonn. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had voldaan aan de vereisten van artikel 322, derde lid, Sv, omdat er geen instemming was gegeven door de Advocaat-Generaal en de verdachte voor de hervatting van het onderzoek.

De Hoge Raad concludeerde dat dit verzuim leidt tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2011 en de daaropvolgende einduitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan op het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesrechtelijke voorschriften in strafzaken, met name de noodzaak van instemming bij de hervatting van het onderzoek.

Uitspraak

9 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02162
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 april 2011, nummer 22/004586-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het in art. 322, derde lid, Sv gegeven voorschrift niet is nageleefd.
2.2. De op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken houden, voor zover hier van belang, het volgende in.
(i) De behandeling in hoger beroep is aangevangen ter terechtzitting van 18 februari 2011. Op deze terechtzitting was het Hof samengesteld uit mrs. Van Strien, Stoker-Klein en Bonn. De zaak is aldaar inhoudelijk behandeld. Vervolgens is het onderzoek geschorst tot de terechtzitting van 29 maart 2011.
(ii) Op deze terechtzitting was het Hof samengesteld uit mrs. Van Strien, Langeler en Bonn.
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 maart 2011 houdt in dat het onderzoek is hervat in de stand waarin zich dat bevond ten tijde van de schorsing daarvan op 18 februari 2011 doch houdt niet in dat de Advocaat-Generaal bij het Hof en de aldaar aanwezige verdachte daarmee hebben ingestemd. Het moet er daarom in cassatie voor worden gehouden dat die instemming niet is gegeven. Bij die stand van zaken had het Hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw moeten aanvangen. Blijkens het voormelde proces-verbaal heeft het Hof dat evenwel niet gedaan. Gelet op art. 322, derde lid, Sv - dat ingevolge art. 415, eerste lid, Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - leidt dit verzuim tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2011 en de mede naar aanleiding daarvan gewezen einduitspraak.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 9 april 2013.