ECLI:NL:HR:2013:BZ6507
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 19 april 2011 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1988, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. S. Ben Tarraf, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur met het cassatiemiddel is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening is dat het cassatiemiddel niet kan leiden tot een andere uitkomst in de zaak.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van oordeel is dat de zaak geen nieuwe juridische vragen oproept die verder onderzoek of uitleg vereisen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 9 april 2013 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en houdt in dat de verdachte niet in zijn cassatieberoep wordt ontvangen.