2.3. De Rechtbank heeft ten aanzien van het bewezenverklaarde voorts nog het volgende overwogen:
"Namens de verdachte is vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, nu - zakelijk weergegeven - uit de onderliggende dossierstukken niet blijkt dat de verdachte kennis heeft gehad van het voornemen om een woning te overvallen, noch dat hij betrokken is geweest bij het maken van afspraken of het treffen van voorbereidingen daartoe.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
Op 29 januari 2010, omstreeks 12.37 uur, gingen verbalisanten van politie Rotterdam-Rijnmond, naar de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam, alwaar een overval gaande was, waarbij - naar later bleek - gedreigd was met een vuurwapen en waarbij onder meer een geelgroene sporttas, een bruingekleurde damesportemonnee, twee rollen muntgeld alsmede twee laptops waren weggenomen. Ter plaatse gekomen, zagen zij uit de richting van de [a-straat 1] twee mannen - naar later bleek de aangehouden medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - rennen. [Medeverdachte 2] had op dat moment een geelgroene tas in zijn handen, waaruit een laptop stak. [Medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden door de verbalisanten staande gehouden. [Medeverdachte 2] zette de tas die hij bij zich droeg op de grond neer en rende, evenals [medeverdachte 1], hard weg.
Op de vlucht voor de politie rende [medeverdachte 1] rechtstreeks naar een met draaiende motor geparkeerd staande, roodgekleurde personenauto van het merk Volvo, type 440. De ramen van deze Volvo waren beslagen. Terwijl de verbalisanten luid riepen dat [medeverdachte 1] moest blijven staan en [medeverdachte 1] de Volvo op ongeveer vijf meter was genaderd, reed de Volvo weg. [Medeverdachte 1] was inmiddels bij de al rijdende Volvo aangekomen, opende het rechterportier en trachtte in te stappen. [Medeverdachte 1] kwam hierbij ten val en liet een vuurwapen vallen. Na de aanhouding van [medeverdachte 1] werden in zijn fouillering onder meer een bruingekleurde damesportemonnee en twee buisjes muntgeld aangetroffen. De Volvo reed weg, de Brede Hilledijk op.
Door verbalisanten die eveneens ter plaatse waren gegaan, werd gezien dat een rode Volvo 440, met het kenteken [AA-00-AA], vanaf de Brede Hilledijk de Hillelaan opreed. De Volvo werd op dat moment achtervolgd door een herkenbare politieauto.
Tijdens de achtervolging werd aan de bestuurder van de Volvo door de politie een stopteken gegeven. De bestuurder negeerde dit stopteken. De verbalisant zag dat de bestuurder een blanke man was van twintig tot vijfentwintig jaar oud.
Op enig moment werd door een verbalisant een schot gelost, gericht op de banden van de vluchtende Volvo. Op het moment dat de Volvo hem passeerde, zag de verbalisant dat er een bestuurder en een passagier in de auto zaten.
De Volvo kwam uiteindelijk in de Egelantierstaat - een voor het autoverkeer doodlopende straat - tot stilstand, waarop de deuren open zwaaiden, de bestuurder en een bijrijder uitstapten, die vervolgens in verschillende richtingen wegrenden. De bijrijder - naar later bleek de medeverdachte [medeverdachte 3] - werd door verbalisanten achtervolgd en aangehouden. De bestuurder kon niet meer achterhaald worden.
Op 29 januari 2010, om 16.57 uur, deed [betrokkene 1] - naar later bleek een/de vriendin van de verdachte - aangifte van diefstal van haar auto, een rode Volvo 440, voorzien van het kenteken [AA-00-AA]. Zij zou de auto hebben achtergelaten op een parkeerterrein aan de Schiehaven te Rotterdam.
Op 3 maart 2010 verklaarde [betrokkene 1] tijdens een nader verhoor echter dat haar aangifte van diefstal niet klopte. Zij had de Volvo op 29 januari 2010, omstreeks 09.00 uur, uitgeleend aan de verdachte. De verdachte was later die dag, tussen 12.00 en 14.00 uur, zonder auto teruggekomen. Hij had tegen haar gezegd dat de auto weg was en dat deze, na een achtervolging door de politie, waarbij zelfs geschoten was, in een doodlopende straat was achtergebleven. De verdachte had tegen [betrokkene 1] gezegd dat zij aangifte moest doen van diefstal van de Volvo.
Uit de verklaring van [betrokkene 1], zoals hiervoor weergeven, blijkt van zulke specifieke en gedetailleerde elementen, die wijzen op daderinformatie die de verdachte haar verstrekte.
Op 31 maart 2010 is door de politie een bij de medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen mobiele telefoon uitgelezen. Als contact onder de naam [verdachte 001] stond het telefoonnummer 06-[001], een nummer dat op naam van [betrokkene 2] bleek te staan.
Op 12 februari 2010 is door [betrokkene 2] aangifte gedaan van oplichting, waarbij [verdachte] als verdachte werd genoemd. [Betrokkene 2] verklaarde dat op zijn naam twee telefoonabonnementen waren afgesloten en dat deze abonnementen door [verdachte] in gebruik waren genomen. Uit gegevens van de mobiele telefoon met het nummer 06-[001] bleek dat met dit nummer op meerdere dagen, meerdere malen was ingebeld op de mobiele telefoon van [medeverdachte 1]. Op de ochtend van de onderhavige overval was dit tien keer het geval.
De verdachte heeft verklaard onschuldig te zijn en heeft zich voor het overige beroepen op zijn zwijgrecht. Echter, de belastende feiten en omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet en in hun onderlinge samenhang bezien, vragen bij een ontkenning van het ten laste gelegde door de verdachte om uitleg van een en ander. De verdachte heeft deze niet willen geven. Wettig en overtuigend is dan ook bewezen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval in de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam, door, terwijl die overval gaande was, in de nabijheid van de woning in een auto, waarvan hij de bestuurder was, op zijn medeverdachten te wachten."