ECLI:NL:HR:2013:BZ5673

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
13/00854
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid in insolventiezaken

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door verzoekers tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, hebben het cassatieberoep ingesteld naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam en een arrest van het hof. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, waarbij het arrest van het hof aan dit arrest is gehecht. De uitspraak is openbaar gedaan door vice-president F.B. Bakels en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en M.A. Loth.

Uitspraak

3 mei 2013
Eerste Kamer
13/00854
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer 09/378-379 R van de rechtbank Rotterdam van 17 augustus 2012;
b. het arrest in de zaak 200.112.010/01 van het gerechtshof Den Haag van 12 februari 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 2 april 2013 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2.1 - 2.3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 3 mei 2013.