ECLI:NL:HR:2013:BZ5383

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/03873
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafoplegging en ongewenstverklaring in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. De verdediging had aangevoerd dat een langere gevangenisstraf zou leiden tot een ongewenstverklaring, wat de mogelijkheid om legaal naar Nederland terug te keren zou bemoeilijken. Het Hof oordeelde echter dat de eventuele ongewenstverklaring niet ter beoordeling stond en dat de straf passend was gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat de straf in overeenstemming was met de LOVS-richtlijnen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde straf. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen strafrechtelijke en bestuurlijke maatregelen en de rol van de rechter in het bepalen van de straf.

Uitspraak

26 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/03873
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 maart 2011, nummer 23/000698-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Tang, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel beoogt kennelijk te klagen dat het Hof heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunt met betrekking tot de op te leggen straf in verband met de vreemdelingenrechtelijke consequenties.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"(...)
Ik verzoek u primair cliënt vrij te spreken, subsidiair een eventueel op te leggen gevangenisstraf tot 27 dagen te beperken, nu een straf van langere duur tot een ongewenstverklaring kan leiden. Het is van openbaar belang dat cliënt op legale wijze weer naar Nederland kan; met een ongewenstverklaring zou hij alleen op illegale wijze weer naar Nederland kunnen komen."
3.3. Het Hof heeft de verdachte ter zake van "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het Hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de politierechter de teruggave aan de verdachte gelast van een GSM toestel van het merk Samsung.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslag genomen GSM toestel aan de verdachte zal worden teruggegeven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft bij een controle op de luchthaven Schiphol opzettelijk van een niet op zijn naam gesteld paspoort gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de verdachte niet alleen de Nederlandse autoriteiten getracht te misleiden maar ook het vertrouwen geschonden dat in het internationaal personenverkeer aan identiteitspapieren moet kunnen worden gesteld.
De raadsman heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf van meer dan een maand het gevolg zal hebben dat de verdachte ongewenst zal worden verklaard, en heeft bepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van 27 dagen.
Het hof overweegt als volgt.
Een eventuele ongewenstverklaring van de verdachte staat niet ter beoordeling van het hof, zodat het hof daarmee geen rekening kan houden. De door de verdachte in eerste aanleg opgelegd gekregen straf is, rekening houdend met de zogenoemde LOVS-richtlijnen, in overeenstemming met wat in vergelijkbare gevallen door de rechter pleegt te worden opgelegd. Het hof acht deze straf dan ook passend en geboden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 februari 2011 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden."
3.4. Met zijn overweging dat de eventuele ongewenstverklaring van de verdachte niet ter beoordeling van het Hof staat zodat het daarmee geen rekening kan houden heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de enkele mogelijkheid dat aan de uitkomst van deze strafzaak betekenis zal worden toegekend in verband met een bestuurlijke maatregel die het daartoe bevoegde gezag nog kan treffen, onvoldoende grond is voor het bepalen van een andere straf dan in verband met de vaststaande en door het Hof relevant geachte omstandigheden aangewezen is.
Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en hetgeen door de verdediging is aangevoerd noopte het Hof niet tot een nadere motivering van de strafoplegging. Het middel faalt.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 26 maart 2013.