ECLI:NL:HR:2013:BZ5383
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafoplegging en ongewenstverklaring in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. De verdediging had aangevoerd dat een langere gevangenisstraf zou leiden tot een ongewenstverklaring, wat de mogelijkheid om legaal naar Nederland terug te keren zou bemoeilijken. Het Hof oordeelde echter dat de eventuele ongewenstverklaring niet ter beoordeling stond en dat de straf passend was gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat de straf in overeenstemming was met de LOVS-richtlijnen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde straf. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen strafrechtelijke en bestuurlijke maatregelen en de rol van de rechter in het bepalen van de straf.