ECLI:NL:HR:2013:BZ5377

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01335
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van mishandeling door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde trappen tegen de nek van een politieambtenaar, maar was wel veroordeeld voor het trappen tegen het been van deze verbalisant. De verdachte had op 31 mei 2009 in Spijkenisse een politieambtenaar, [verbalisant 1], met kracht getrapt, wat leidde tot pijn bij de verbalisant. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaring van de verdachte op een wezenlijk andere manier had geïnterpreteerd dan de verdachte had bedoeld. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet was onderbouwd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de juiste interpretatie van verklaringen in strafzaken.

Uitspraak

26 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/01335
SSA/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 februari 2011, nummer 22/001680-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 31 mei 2009 te Spijkenisse opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [verbalisant 1], politieambtenaar), (met kracht) heeft getrapt en/of geschopt op/tegen de nek en/of op/tegen het/een been, althans het lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden."
2.2. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde trappen tegen de nek van [verbalisant 1]. Daartoe heeft het Hof het volgende overwogen:
"Anders dan de advocaat-generaal is - naar het oordeel van het hof - op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het tenlastegelegde onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte de verbalisant [verbalisant 1] met opzet tegen de nek heeft getrapt. De verdachte dient derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken."
2.3. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 31 mei 2009 te Spijkenisse opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [verbalisant 1], politieambtenaar), (met kracht) heeft getrapt tegen het been, waardoor deze pijn heeft ondervonden."
2.4. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 maart 2010 verklaard - zakelijk weergegeven -:
U houdt mij voor waar ik van verdacht word. Het komt in grote lijnen wel met elkaar overeen. Die schop kan kloppen, is een reflex geweest van mij.
2. Een proces-verbaal van aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond, District 11 De Eilanden, nummer 2009185672-8, d.d. 1 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 1 juni 2009 tegenover deze opsporings-ambtenaar afgelegde verklaring van [verbalisant 1]:
Ik ben werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond.
Op 31 mei 2009 bevond ik mij samen met [verbalisant 2], agent van politie, werkzaam bij genoemde regiopolitie, op de [a-straat] te [plaats].
Mijn collega en ik zeiden dat de man zijn verzet moest staken en gewoon mee moest werken en dat dit nergens goed voor was. Mijn collega en ik hebben de man vervolgens aan zijn armen opgetild en hebben hem in de richting van ons dienstmotorvoertuig bewogen. Ik zag en voelde terwijl wij de man in ons voertuig plaatsten dat hij met zijn rechtervoet kennelijk met opzet en met kracht achteruit tegen mijn rechterbeen aan trapte. Ik voelde hierdoor pijn in mijn been.
3. Een proces-verbaal bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, District 11 De Eilanden,
nummer 2009185672-5, d.d. 1 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 31 mei 2009 naast een pand op de [a-straat] te [plaats] heb ik, verbalisant [verbalisant 1], de verdachte medegedeeld dat hij was aangehouden en dat wij hem gingen vervoeren naar het politiebureau.
De verdachte bleek later genaamd te zijn: [verdachte], geboren [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats], wonende te [a-straat 1] te [woonplaats].
Wij hebben [verdachte] gevraagd hiervoor met ons mee te lopen naar ons dienstmotorvoertuig. Wij deden een paar stappen in de richting van de schuifdeur van ons dienstmotorvoertuig. Wij zagen dat [verdachte] niet van zijn plaats was gekomen. Wij hebben vervolgens nogmaals gezegd dat hij mee moest lopen naar ons voertuig omdat hij was aangehouden. Wij zagen echter dat hij niet met ons meeliep. Wij hebben vervolgens met onze hand tegen zijn rug geduwd om hem in de richting van ons voertuig te bewegen.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], voelde dat [verdachte] hierbij zijn lichaam aanspande en zich schrap zette. Wij voelden dat [verdachte] achteruit leunde tegen onze handen.
Kennelijk wilde [verdachte] niet mee.
Wij hebben [verdachte] vervolgens gezegd dat hij zijn verzet moet staken en gewoon mee moest werken en dat dit nergens voor nodig was. Wij zagen en voelden dat [verdachte] bleef proberen zich uit onze greep los te trekken en hebben vervolgens met kracht aan zijn beide handen een polsklem aangelegd. Wij hebben [verdachte] op deze wijze tegen ons voertuig gezet en hebben hem voor het vervoer naar het politiebureau de handboeien aangelegd.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag en voelde terwijl wij [verdachte] in ons voertuig plaatsten dat [verdachte] met zijn rechtervoet kennelijk met opzet en met kracht achteruit tegen mijn rechterbeen aan trapte.
Ik voelde hierdoor pijn aan mijn been.
4. Een proces-verbaal van verhoor van getuige, opgemaakt door [verbalisant 3], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Rotterdam, welk proces-verbaal - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudt:
als de op 16 november 2009 tegenover de rechter-commissaris voornoemd afgelegde verklaring van de getuige [verbalisant 2]:
Ik weet nog wat er op 31 mei 2009 te Spijkenisse is gebeurd. De man pakte mij vast bij mijn mouw en ik heb hem gewaarschuwd dat hij mij los moest laten. Dat deed hij niet. Ik voelde dat de greep strakker werd. Toen de man op de grond lag had mijn collega zijn rechterarm vast. Ik had de linkerarm van de man vast.
Hierna probeerden wij de man onder controle te krijgen. Mijn collega heeft de man geboeid en in het voertuig geplaatst. Toen heeft de man mijn collega nog getrapt tegen zijn been. Ik heb dat gezien. Ik stond voor de ingang van het voertuig. Ik had goed zicht."
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof de voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte heeft gedenatureerd.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt, voor zover hier van belang, in als aldaar afgelegde verklaring van de verdachte:
"A.
U houdt mij voor waar ik van verdacht word. Het komt in grote lijnen wel met elkaar overeen. Die schop kan kloppen, is een reflex geweest van mij.
B.
De agent vroeg mij om een legitimatiebewijs. Ik vond het vreemd en van het een kwam het ander. Ik kreeg klappen van de agent. Ik ben er niet van gediend. (...) Ik begrijp het niet dat ze mij een rijverbod wilden opleggen los van de vraag of een inbraak onderzocht moest worden of niet. Voor mijn gevoel had ik niet te veel gedronken om te kunnen rijden. Ik heb die meneer niet opzettelijk getrapt. Het is een reflex geweest van de val. Ik heb ook niet opzettelijk gestuiterd. Het is gebeurd. Ik had er zelf ook pijn van in mijn onderrug.
Ik weet niets meer van de trap die ik in het busje gegeven zou hebben. Dat klopt niet. (...)"
3.3. De gebezigde bewijsmiddelen houden in dat de in de bewezenverklaring bedoelde trap tegen het been van de verbalisant [verbalisant 1] is gegeven terwijl de verdachte zich in het dienstvoertuig bevond. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat onderdeel B van voormelde verklaring van de verdachte inhoudt "Ik weet niets meer van de trap die ik in het busje gegeven zou hebben", heeft het Hof aan het tot bewijs van die in het busje gegeven trap gebezigde onderdeel A van de verklaring, voor zover inhoudende "die schop kan kloppen", een wezenlijk andere betekenis gegeven dan de verdachte daaraan kennelijk heeft bedoeld te geven. Dit brengt mee dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
3.4. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 maart 2013.