ECLI:NL:HR:2013:BZ5353
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Onteigening en schadevergoeding: Vrijheid van de onteigeningsrechter bij waarderingsmethoden
In deze zaak gaat het om de onteigening van een perceel door de Gemeente Amersfoort, waarbij de Hoge Raad zich buigt over de vaststelling van de schadevergoeding. De Gemeente had bij besluit van 1 juni 2005 besloten tot onteigening van verschillende percelen, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 22 november 2005. De onteigende partij, aangeduid als [verweerster], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank Utrecht, waarin de schadevergoeding werd vastgesteld op € 593.488,42. De Hoge Raad behandelt de klachten van de Gemeente over de toegepaste waarderingsmethoden en de motivering van de rechtbank.
De rechtbank had ervoor gekozen om de residuele methode te hanteren voor de waardebepaling, in plaats van de door deskundigen voorgestelde intuïtieve methode. De Hoge Raad bevestigt dat de onteigeningsrechter zelfstandig de schadevergoeding moet vaststellen en niet gebonden is aan het advies van deskundigen. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, waarin is vastgesteld dat de onteigeningsrechter vrij is om de meest geschikte waarderingsmethode te kiezen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de Gemeente en oordeelt dat de rechtbank haar beslissing voldoende heeft gemotiveerd. De klachten van de Gemeente over de toegepaste methoden en de beoordeling van het taxatierapport worden als ongegrond beschouwd. De Hoge Raad veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.