ECLI:NL:HR:2013:BZ4492

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01047
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens gebrekkige volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder door de Rechtbank Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en als leider deelnemen aan een criminele organisatie. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte, maar het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de schriftelijke volmacht van de raadsman niet voldeed aan de eisen die de Hoge Raad daaraan stelt. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en terugwijzing van de zaak.

De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit eerdere arresten en oordeelde dat de eisen voor de schriftelijke volmacht niet strikt nageleefd hoeven te worden, vooral niet wanneer de verdachte ter terechtzitting aanwezig is. De Hoge Raad stelde vast dat het belang van de voorwaarden voor de volmacht in dit geval niet was geschaad, aangezien de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren tijdens de zitting. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de eisen voor volmachten in het strafrecht, vooral in situaties waarin de verdachte zelf aanwezig is en de belangen niet in het geding zijn. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop volmachten in hoger beroep worden behandeld en kan leiden tot meer ontvankelijkheid in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

19 maart 2013
Strafkamer
nr. S 12/01047
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 29 december 2011, nummer 24/002305-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2. De verdachte is bij vonnis van de Rechtbank Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, ter zake van 1. "medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" en 2. "als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet". Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep waren de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting aanwezig.
2.4. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Blijkens de akte rechtsmiddel is namens verdachte door een administratief medewerkster van de griffie van de rechtbank Leeuwarden hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor voornoemde vonnis. Zij was daartoe gemachtigd middels een aan de akte gehechte volmacht van de raadsman.
De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof gevorderd, dat verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep, nu de schriftelijke volmacht van de raadsman niet voldoet aan de eisen die de Hoge Raad daaraan stelt. De advocaat-generaal heeft daarbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009 (LJN: BJ3696).
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, ondanks dat de schriftelijke volmacht niet aan de door de Hoge Raad gestelde eisen voldoet, ontvankelijk moet worden verklaard, omdat (primair) de raadsman bij het instellen van het hoger beroep mondeling wel aan de eisen van de Hoge Raad heeft voldaan, en (subsidiair) omdat de eisen zoals gesteld door de Hoge Raad in casu zin- en doelloos zijn.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009 (LJN: BJ3696) blijkt dat de schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen moet inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding.
Het hof stelt vast dat de schriftelijke volmacht van de raadsman niet voldoet aan alle eisen die de Hoge Raad daaraan stelt, nu de schriftelijke volmacht niet inhoudt dat verdachte ermee instemt dat de medewerker van de griffie aanstonds de voor de verdachte bestemde oproeping in ontvangst neemt, terwijl evenmin een adres is opgegeven voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding. Het hof zal verdachte als gevolg hiervan niet-ontvankelijk dienen te verklaren in het hoger beroep. In de door de raadsman ter zitting naar voren gebrachte argumenten ziet het hof geen aanleiding om hiervan af te wijken."
2.5. In het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102, zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen moet voldoen. Die volmacht dient onder andere de verklaring van de advocaat te bevatten dat hij door de betrokkene daadwerkelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art 450, eerste lid sub a, Sv). Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op de ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, bestaat in een geval als het onderhavige waarin de verdachte ter terechtzitting is verschenen, onvoldoende grond voor niet-ontvankelijkverklaring van het appel wegens het niet voldoen van de volmacht aan de in de overwegingen van het Hof onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden. Het belang dat met die voorwaarden is gediend is in zo een geval niet geschaad.
Het verzuim kan daarom voor gedekt worden gehouden (vgl. HR 23 januari 2013, LJN BY8357, NJ 2013/75).
2.6. Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 maart 2013.