ECLI:NL:HR:2013:BZ4185

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
13/00700
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het beginsel van hoor- en wederhoor in Bopz-zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een betrokkene die op basis van een eerdere machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef. De officier van justitie had de rechtbank verzocht om een nieuwe machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen, welke door de rechtbank werd toegewezen met een geldigheidsduur tot 27 oktober 2013. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende medische gegevens, waaronder een SEO-test en een psychologisch rapport, die echter niet bij het inleidend verzoekschrift waren gevoegd.

De advocaat van de betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat deze gegevens pas op de zitting ter kennis van de betrokkene zijn gebracht, waardoor hij en zijn advocaat niet in staat waren om zich adequaat over deze informatie uit te laten. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank in strijd met het beginsel van hoor- en wederhoor heeft gehandeld door deze gegevens te gebruiken zonder de betrokkene de gelegenheid te geven om zich hierover uit te laten. Dit leidde tot de conclusie dat de beschikking van de rechtbank diende te worden vernietigd.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 november 2012 vernietigd en het geding verwezen naar de rechtbank Oost-Brabant voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van het beginsel van hoor- en wederhoor in procedures die betrekking hebben op de vrijheidsbeneming van personen op grond van de Wet Bopz.

Uitspraak

26 april 2013
Eerste Kamer
13/00700
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
OFFICIER VAN JUSTITIE TE 'S-HERTOGENBOSCH,
zetelende te 's-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als
betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 254287/FA RK 12-5606 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 november 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing naar de rechtbank Oost-Brabant.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Betrokkene verblijft op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf van 7 november 2011 in een psychiatrisch ziekenhuis van de Amarant Groep (GGZ Eindhoven).
(ii) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om op de voet van art. 15 Wet Bopz een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis te verlenen.
(iii) De rechtbank heeft de verzochte machtiging verleend met een geldigheidsduur tot en met 27 oktober 2013.
3.2 Onderdeel I van het middel klaagt dat de rechtbank in haar beschikking in strijd met een goede procesorde gebruik heeft gemaakt van testgegevens en van een psychologisch rapport zonder dat aan betrokkene behoorlijk gelegenheid is gegeven van deze stukken kennis te nemen en zich daarover uit te laten.
3.3 Blijkens haar beschikking heeft de rechtbank aan haar beslissing onder meer de resultaten van een SEO-test (met betrekking tot het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van betrokkene) en een psychologisch rapport van 24 september 2012 ten grondslag gelegd.
Deze stukken waren niet als bijlage gevoegd bij het inleidend verzoekschrift van de officier van justitie. In de geneeskundige verklaring van 18 oktober 2012, die wel als bijlage was gevoegd bij het inleidend verzoekschrift van de officier van justitie, was vermeld 'Informatie over het resultaat van het uitgevoerde psychologisch onderzoek was niet voorhanden'.
Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene onder meer te kennen gegeven: 'Nu pas - op de zitting - wordt het resultaat van de IQ-test met betrokkene besproken. Dit resultaat is niet eerder aan betrokkene medegedeeld' en 'Op deze plaats herhaal ik dat we te laat met stukken zijn geconfronteerd'.
Uit een als bijlage bij het cassatierekest overgelegde e-mail van de behandelaar (GZ-psycholoog) aan de advocaat van betrokkene volgt dat de behandelaar het schriftelijke verslag van de resultaten van de SEO-test en het psychologisch rapport tijdens de mondelinge behandeling aan de rechtbank heeft overhandigd en daags na deze mondelinge behandeling aan de advocaat van betrokkene heeft toegezonden.
Het vorenstaande laat geen andere conclusie toe dan dat de rechtbank heeft nagelaten betrokkene en zijn advocaat in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van en zich uit te laten over het schriftelijke verslag van de resultaten van de SEO-test en het psychologisch rapport voordat de rechtbank haar beschikking gaf. Nu de rechtbank haar oordeel, ten nadele van betrokkene, mede op deze stukken heeft gebaseerd, is sprake van schending van het in art. 19 Rv neergelegde beginsel van hoor en wederhoor. Het onderdeel is dus gegrond.
3.4 De onderdelen II en III behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 november 2012;
verwijst het geding naar de rechtbank Oost-Brabant ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 26 april 2013.