ECLI:NL:HR:2013:BZ3644

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01489
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een beperkte huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot een finaal verrekenbeding en de waardering van de echtelijke woning

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een verzoek tot cassatie van de man tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak heeft betrekking op de verdeling van een beperkte huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding, waarbij een finaal verrekenbeding en de waardering van de echtelijke woning aan de orde zijn. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.M. van den Steenhoven, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof van 20 december 2011. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaten mr. J. van Duijvendijk-Brand en mr. G.C. Nieuwland, heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof Amsterdam, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 26 april 2013 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de man werd verworpen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, met de medewerking van de andere raadsheren C.A. Streefkerk, G. de Groot en M.V. Polak.

Uitspraak

26 april 2013
Eerste Kamer
12/01489
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. J. van Duijvendijk-Brand en mr. G.C. Nieuwland.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 121590/ES RK 10-879 van de rechtbank Alkmaar van 20 januari 2011;
b. de beschikkingen in de zaak 200.085.030/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 augustus 2011 en 20 december 2011.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof van 20 december 2011 heeft de man beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 26 april 2013.