ECLI:NL:HR:2013:BZ3629
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte in een strafzaak. Het beroep was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 maart 2012. De verdachte, geboren in 1984, had zijn cassatieberoep laten indienen door zijn advocaat, mr. M.R. Mantz. De Advocaat-Generaal Vegter had in zijn schriftelijke conclusie aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kon worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de verdachte onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.