ECLI:NL:HR:2013:BZ3629

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/01626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte in een strafzaak. Het beroep was gericht tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 maart 2012. De verdachte, geboren in 1984, had zijn cassatieberoep laten indienen door zijn advocaat, mr. M.R. Mantz. De Advocaat-Generaal Vegter had in zijn schriftelijke conclusie aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kon worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de verdachte onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

12 maart 2013
Strafkamer
nr. S 12/01626
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 maart 2012, nummer 22/003830-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 maart 2013.