ECLI:NL:HR:2013:BZ2950
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Noodweer(exces) en proportionaliteitseis in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1980, was beschuldigd van opzettelijke mishandeling van een persoon, waarbij de benadeelde partij, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. De feiten vonden plaats op 25 mei 2008 in Dordrecht, waar de verdachte, als uitbater van Café [A], de benadeelde partij had aangesproken op zijn aanwezigheid op het terras, nadat deze eerder was verboden om daar te komen. Na een escalatie van de situatie, waarbij de verdachte zich bedreigd voelde door de slaande bewegingen van [slachtoffer], heeft hij deze met een vuist in het gezicht geslagen, wat resulteerde in een gebroken kaak, neus en oogkas bij [slachtoffer].
Het Hof had het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdachte verworpen, omdat het van oordeel was dat de verdachte disproportioneel had gehandeld. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtegang en dat het bestreden arrest leed aan een motiveringsgebrek. De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en benadrukte dat de proportionaliteitseis in de noodweercontext niet te streng mag worden toegepast. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug voor herbehandeling, waarbij het Hof opnieuw diende te oordelen over de vraag of de verdachte binnen de grenzen van noodzakelijke verdediging had gehandeld.