2.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van het tenlastegelegde is van de zijde van de verdediging betoogd dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer] en anderen meermalen hebben geprobeerd "een aanslag te plegen" op de verdachte, te weten door de verdachte reeds in café [A] te belagen en hem nadien, buiten, met een mes aan te vallen. Gesteld wordt dat de verdachte zich tegen laatstgenoemde ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval buiten het café heeft moeten en mogen verweren door zelf met een mes te zwaaien. De raadsman grondt zijn betoog tevens op hetgeen de rechtbank in het vonnis waarvan beroep bij de strafmotivering heeft overwogen ten aanzien van de noodweersituatie waarin de verdachte zich bevond. De raadsman is - anders dan de rechtbank - van mening dat er bij die verdediging geen sprake is geweest van een disproportionele vorm van verdediging van de zijde van de verdachte, nu de verdachte ter verdediging enkel een zwaaiende beweging met het mes heeft gemaakt ter afschrikking en geen stekende beweging(en) in de richting van de aangever heeft gemaakt. Dit blijkt volgens de raadsman ook uit de verwondingen van de aangever: dit zijn immers snijwonden en geen steekwonden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof in tegenwoordigheid van de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman de bewakingsbeelden bekeken. Op die beelden is - zo neemt het hof waar - te zien dat zich op enig moment en dat dan, volgens de verdachte na een daaraan voorafgaande belaging van hem, verdachte, door een (jonge)man vergezeld van de man aangeduid als "de rozenverkoper" in het café [A], vóór datzelfde café een schermutseling heeft voorgedaan waarbij meerdere personen zijn betrokken. Hierna verdwijnen die personen rechts uit het beeld, vervolgens is op de beelden te zien dat de verdachte die zichzelf desgevraagd op de beelden heeft aangewezen het café verlaat en naar rechts loopt, in de richting waarin de groep uit het beeld is verdwenen en zelf ook uit het beeld verdwijnt. Kort daarop komt de verdachte vanaf rechts opnieuw in beeld en haalt hij rechts een lichtgekleurd voorwerp uit zijn kleding dat hij vervolgens links weer in zijn kleding steekt. Daarna verdwijnt de verdachte weer rechts uit beeld. Op daarop volgende beelden is te zien dat de verdachte vanuit rechts terug in beeld komt en wordt aangevallen door twee personen die door de verdachte worden aangeduid als [slachtoffer] en de rozenverkoper. Een aanval als deze is als zodanig als een vorm van een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding aan te merken. Noch uit de stukken noch uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is echter naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat de door de verdachte verrichte handelingen zijn ingegeven door een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging passend en geboden was.
Het hof overweegt daartoe het volgende. De verdachte heeft bij het zien van voornoemde beelden die hem eerder door de politie zijn getoond bij de politie verklaard dat hierop is te zien dat hij het café uitkomt, een mes uit zijn jas pakt en vervolgens dat mes weer terugstopt. Hij heeft voorts verklaard dat hij dat deed om een schijnbeweging te maken, omdat hij niet wilde dat ze (het hof begrijpt: de andere mannen daaronder [slachtoffer]) op hem afkwamen. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij vervolgens tijdens de daarna ontstane worsteling werd belaagd door [slachtoffer] en de man aangeduid als "de rozenverkoper" en dat hij daarop het mes heeft gepakt en [slachtoffer] (door een zwaaiende beweging) met het mes heeft geraakt.
Onder die omstandigheden komt aan de verdachte geen beroep op noodweer toe. Daarbij komt tevens betekenis toe aan de omstandigheid dat hij in de wetenschap van het eerste incident in het café, in de, naar zijn eigen zeggen ter terechtzitting in eerste aanleg, grimmige sfeer buiten het café en in de wetenschap dat het geweld tegen hem gericht was, zich vervolgens naar buiten heeft begeven en reeds voorafgaand aan enige ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding het mes ter afschrikking van mogelijke belagers heeft getoond terwijl hij - weer naar eigen zeggen - laaiend was dat [slachtoffer] daarvoor binnen op hem was afgekomen. Verdachte had zich gelet op de omstandigheden kunnen en moeten onttrekken aan de buiten het café ontstane situatie en de mogelijkheden daartoe stonden hem naar het oordeel van het hof ook open nu hij zelf ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij van plan was naar huis te gaan, te weten bij het verlaten van het café links af te (kunnen) gaan, waar dan op de beelden te zien is - en de verdachte heeft zulks desgevraagd ook verklaard - dat de verdachte rechtsaf het café is uitgelopen in de directe richting van de personen die hem later hebben bejaagd en dusdoende de confrontatie en kans op escalatie heeft opgezocht.
Het beroep op noodweer derhalve niet slagen. Het hof verwerpt dan ook het verweer."