IV. Na de dood van [slachtoffer]
Ook na de dood van [slachtoffer] hebben de verdachte en de medeverdachten een rol gespeeld bij het voornemen het lijk van [slachtoffer] weg te werken.
Nog diezelfde nacht, kort na de dood van [slachtoffer], zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] van het slagen van het plan om [slachtoffer] van het leven te beroven op de hoogte gebracht. [Medeverdachte 2] heeft daarop [medeverdachte 4], die in een hotel op de Wallen verbleef, opgehaald en zij zijn samen met een taxi naar de woning van [slachtoffer] gereden. Bij de woning aangekomen, is [medeverdachte 4] de woning ingegaan. [Medeverdachte 2] is buiten blijven wachten. [Verdachte] verklaart over dit moment dat [medeverdachte 4] toen tegen haar zei: "Dit moest gebeuren" (verhoor bij de politie van 29 augustus 2006). [Medeverdachte 1] heeft verklaard dat toen [medeverdachte 4] de woning binnenkwam de vrouwen elkaar omhelsden en in het Pools met elkaar spraken. Korte tijd later hebben [medeverdachte 4], [betrokkene 1], [verdachte] en [medeverdachte 1] de woning verlaten met medeneming van het geld.
[Medeverdachte 4], [betrokkene 1], [verdachte], en [medeverdachte 1] zijn vervolgens met [medeverdachte 2], die twee taxi's had geregeld, naar het centrum van Amsterdam gereden en hebben later op de ochtend van 19 juli 2006 hun intrek genomen in het Cityhotel te Amsterdam. In het Cityhotel hebben zij vervolgens tot en met 24 juli 2006 gezamenlijk verbleven.
In de dagen na de moord zijn er vervolgens besprekingen geweest over het wegmaken van het lijk. [Betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] benaderd om het lijk uit de woning te halen. [Medeverdachte 1] en [betrokkene 3] zijn in de dagen na de moord naar de bouwmarkt geweest om spullen te halen die zij nodig zouden hebben bij het opruimen van het lijk. Zowel [medeverdachte 1] en [betrokkene 3] als [medeverdachte 4] zijn in de dagen na de moord nog in de woning geweest, onder meer om bebloede kleding en het pistool dat [medeverdachte 1] daar had achtergelaten op te halen.
Op 27 juli 2006, nog voordat de daders het lijk uit de woning konden halen, is het stoffelijk overschot door de politie aangetroffen.
Het hof komt op grond van het voorgaande omtrent het aandeel van de verdachte tot het volgende oordeel.
De verdachte is niet alleen bij het beramen van het plan om [slachtoffer] te doden aanwezig geweest, ook heeft zij aan de uitvoering van het plan bijgedragen door samen met de medeverdachte [betrokkene 1] de toegangsdeur van het trapportaal en de toegangsdeur van de woning open te zetten en ervoor te zorgen dat [slachtoffer] rustig ging slapen, waarna [betrokkene 1] een signaal gaf aan de medeverdachten dat [slachtoffer] sliep, zodat zij de woning konden betreden. Voorts is de verdachte, terwijl zij hoorde dat er geweld tegen [slachtoffer] gepleegd werd en zij op de hoogte was van het doel van dat geweld, in de woning gebleven. Na de gewelddadigheden, terwijl het slachtoffer dood in de woonkamer lag, heeft zij in de slaapkamer van het slachtoffer met de medeverdachten [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] het aangetroffen geld geteld. Na de moord heeft de verdachte vervolgens samen met de medeverdachten haar intrek in een hotel genomen en is zij betrokken geweest bij besprekingen over het doen verdwijnen van het lijk.
Niet is gebleken dat in deze reeks van gebeurtenissen de verdachte op enig moment zich hiervan heeft gedistantieerd en een poging heeft gedaan de reeks van gebeurtenissen in die zin te beïnvloeden dat deze stopgezet zou worden, voordat deze gebeurtenissen uit de hand zouden lopen. Evenmin is gebleken dat zij daartoe niet in staat was.
Nu de gesprekken en de overige voorbereidingen zich ruimschoots voor het treffen met het slachtoffer hebben afgespeeld, moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om over haar voorgenomen daad en de gevolgen daarvan na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Zij heeft dan ook gehandeld met voorbedachten raad.
Door zich niet te distantiëren en door haar met het doden van [slachtoffer] instemmende houding en handelen heeft de verdachte een aanmoedigende bijdrage geleverd aan deze reeks van gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer] en aldus bewust en nauw met de medeverdachten samengewerkt. Zij is dan ook aan te merken als medepleger in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof komt samenvattend tot het oordeel dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachten raad en zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer]."