ECLI:NL:HR:2013:BZ2922
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vaststelling zorgregeling voor minderjarige tussen ouders met gezamenlijk gezag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van een zorgregeling voor een minderjarige tussen ouders die gezamenlijk gezag uitoefenen. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 22 mei 2012, waarin de zorgregeling werd vastgesteld. De man, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep, waarop de advocaat van de vrouw heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beschikking van het gerechtshof.