ECLI:NL:HR:2013:BZ2907
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de berekeningsgrondslag van gegarandeerde beloning bij kortdurende oproepen in de taxivervoer sector
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een taxichauffeur, [eiseres], en haar werkgever, [verweerster]. De kwestie betrof de uitleg van artikel 7:628a van het Burgerlijk Wetboek, dat de werknemer recht geeft op een gegarandeerde beloning voor arbeid die minder dan drie uur duurt. [Eiseres] had een loonvordering ingediend, waarbij zij stelde dat zij recht had op een vergoeding van ten minste drie uur loon voor elke aaneengeschakelde periode van arbeid, ongeacht de werkelijke duur van de ritten. De kantonrechter had haar vordering toegewezen, maar het gerechtshof had dit vonnis vernietigd en de vordering afgewezen, wat leidde tot de cassatie door [eiseres].
De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het hof niet strookte met de strekking van artikel 7:628a BW. De Hoge Raad benadrukte dat de wetgever met deze bepaling beoogde om werknemers te beschermen tegen de onzekerheid van kortdurende oproepen en dat de werknemer recht heeft op een vergoeding van minimaal drie uur voor elke oproep, zelfs als de werkelijke tijd korter is. Dit betekent dat als een werknemer meerdere keren per dag wordt opgeroepen voor kortdurende ritten, hij of zij recht heeft op een vergoeding voor elke afzonderlijke periode van arbeid.
De Hoge Raad vernietigde de arresten van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiseres] werden begroot op € 473,82 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de arbeidsvoorwaarden in de taxivervoer sector en de bescherming van werknemersrechten.