ECLI:NL:HR:2013:BZ2776
Hoge Raad
- Cassatie
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- G. de Groot
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid in faillissementszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissementszaak. De verzoekster, de Coöperatieve Rabobank Parkstad Limburg U.A., had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had eerder op 18 juli 2012 een beschikking gegeven in de zaak van de curator, mr. F.H.C. Aarts, die in zijn hoedanigheid als curator betrokken was bij het faillissement van een betrokkene. De curator had op zijn beurt een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van de Faillissementswet en het Reglement op de Rechtsvordering, waarbij de vraag aan de orde kwam of het verzoek van de curator als bedoeld in artikel 58 lid 1 van de Faillissementswet ontvankelijk was.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman gevolgd, die had geadviseerd om het principaal cassatieberoep te verwerpen en het incidenteel cassatieberoep buiten behandeling te laten. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit was met name omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principaal cassatieberoep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion en G. de Groot. De zaak illustreert de toepassing van de regels omtrent niet-ontvankelijkheid in het faillissementsrecht en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures.