ECLI:NL:HR:2013:BZ2218
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de motivering van strafvermindering bij vormverzuimen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, was betrokken bij een inbraak in een sportkantine, waarbij aanzienlijke schade werd aangericht en een geldbedrag werd gestolen. De verdediging stelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd in welke mate de geconstateerde vormverzuimen hadden geleid tot strafvermindering. De advocaat van de verdachte, mr. J.P.W. Nijboer, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging, dat de rechter bij meerdere vormverzuimen moet aangeven in hoeverre elk verzuim tot strafvermindering heeft geleid, geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad bevestigde dat de motivering van het Hof voldoende was en dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, maar stelt ook grenzen aan de eisen die aan de motivering van de rechter worden gesteld.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de strafoplegging van het Hof, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van vijftien weken opgelegd kreeg, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Deze uitspraak onderstreept de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland en zijn functie in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.