ECLI:NL:HR:2013:BZ2218

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/04807
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de motivering van strafvermindering bij vormverzuimen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, was betrokken bij een inbraak in een sportkantine, waarbij aanzienlijke schade werd aangericht en een geldbedrag werd gestolen. De verdediging stelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd in welke mate de geconstateerde vormverzuimen hadden geleid tot strafvermindering. De advocaat van de verdachte, mr. J.P.W. Nijboer, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging, dat de rechter bij meerdere vormverzuimen moet aangeven in hoeverre elk verzuim tot strafvermindering heeft geleid, geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad bevestigde dat de motivering van het Hof voldoende was en dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, maar stelt ook grenzen aan de eisen die aan de motivering van de rechter worden gesteld.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de strafoplegging van het Hof, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van vijftien weken opgelegd kreeg, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Deze uitspraak onderstreept de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland en zijn functie in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid.

Uitspraak

26 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/04807
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 14 oktober 2011, nummer 21/001622-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd in welke mate elk van de geconstateerde vormverzuimen heeft geleid tot strafvermindering.
2.2. Onder het kopje "Oplegging van straf en/of maatregel" houdt de bestreden uitspraak het volgende in:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijk vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een inbraak in een sportkantine. Door de verdachte en zijn mededader(s) is veel schade aangericht in de sportkantine, waarna een groot geldbedrag en een afroomkluis zijn weggenomen. Met zijn handelen heeft de verdachte overlast en schade veroorzaakt aan de voetbalclub.
(...)
Vanwege het geconstateerde onherstelbare vormverzuim betreffende het onrechtmatig binnentreden in de hotelkamer waar de verdachte verbleef en mede in aanmerking genomen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, zal het hof in plaats van de - zeventien weken - de naar weken omgerekende straf van vier maanden - gevangenisstraf, vijftien weken gevangenisstraf opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht."
2.3. Het middel steunt op de opvatting dat indien sprake is van een aantal door de rechter geconstateerde vormverzuimen, hij dient aan te geven in hoeverre elk van die vormverzuimen tot strafvermindering heeft geleid. Die opvatting vindt geen steun in het recht, zodat het middel in zoverre faalt.
3. Beoordelingen van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 maart 2013.