ECLI:NL:HR:2013:BZ2193

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01749
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekeningsperikelen en rechtsgeldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding in hoger beroep. De verdachte, geboren in 1979, had zijn adres opgegeven als '[a-straat 1]' te 's-Gravenhage'. De dagvaarding was op 1 oktober 2001 op dit adres aangeboden, maar niet uitgereikt omdat niemand werd aangetroffen. Vervolgens werd de dagvaarding op 22 november 2001 teruggezonden aan de afzender en later uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, omdat de verdachte niet bekend was op het opgegeven adres.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de appeldagvaarding op rechtsgeldige wijze is betekend. De Hoge Raad stelt dat er geen afschrift van de dagvaarding is verzonden naar het adres waar deze eerst tevergeefs is aangeboden, wat de begrijpelijkheid van het oordeel van het Hof in twijfel trekt.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen en de noodzaak om te trachten de dagvaarding te betekenen op het adres dat de verdachte heeft opgegeven, tenzij er duidelijke redenen zijn om dit niet te doen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar de betekening van dagvaardingen ter discussie staat.

Uitspraak

19 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/01749
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 december 2001, nummer 20/001431-01, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep ten onrechte niet nietig heeft verklaard.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
(i) Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de Politierechter in de Rechtbank Maastricht houdt als het door de verdachte opgegeven adres in:
"[a-straat 1]".
(ii) Een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2001 - houdt in dat die dagvaarding op 1 oktober 2001 is aangeboden op het adres "[a-straat 1] te 's-Gravenhage", maar aldaar niet is uitgereikt omdat "op het adres niemand werd aangetroffen" en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kan worden afgehaald op het in dat bericht genoemde (post)kantoor of politiebureau; deze akte houdt voorts in dat de dagvaarding is teruggezonden aan de afzender en op 22 november 2001 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank 's-Hertogenbosch "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is".
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in als adres van de verdachte: "thans zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland".
Dit proces-verbaal houdt voorts onder meer in:
"De voorzitter deelt het volgende mede:
Op 1 oktober 2001 is de dagvaarding voor de zitting van heden aangeboden aan het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage, doch aldaar niet uitgereikt, omdat op dat adres niemand werd aangetroffen. Vervolgens is de dagvaarding op 22 november 2001 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank 's-Hertogenbosch, omdat volgens opgave van het Bureau Vestigingsregister te 's-Gravenhage, ingekomen bij het ressortsparket 's-Hertogenbosch op 21 november 2001 verdachte niet bekend is, terwijl volgens de Dienst Burgerzaken afd: A.O.G. van de Gemeente 's-Gravenhage op 8 november 2001 de verdachte op de naam niet is gevonden.
Niet geprobeerd is de dagvaarding uit te reiken aan het adres dat verdachte bij de politie heeft opgegeven en waarop hij in eerste aanleg is gedagvaard, te weten [b-straat 1] te 's-Gravenhage.
De advocaat-generaal merkt het volgende op:
Het adres [b-straat 1] te 's-Gravenhage is van latere datum. De dagvaarding dient nietig te worden verklaard. Ze hadden hem naar de [a-straat 1] in Den Haag moeten sturen.
De voorzitter deelt mede dat de dagvaarding daar vergeefs is aangeboden, maar niet is opgestuurd.
De jongste raadsheer deelt mede dat verdachte niet op het laatstgenoemde adres stond ingeschreven.
De voorzitter deelt hierop mede dat de dagvaarding op geldige wijze is betekend.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling zal worden voortgegaan."
2.4. Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3º, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op het uit de stukken blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden, zoals het adres dat de verdachte op de (laatste) terechtzitting in feitelijke aanleg heeft opgegeven (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.24 sub b).
2.5. Mede gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de stukken, waaruit niet kan worden afgeleid dat en wanneer de gerechtelijke brief is teruggezonden aan de afzender, niet blijkt dat een afschrift van deze brief is gezonden aan het hiervoor in 2.2 onder (i) vermelde adres, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is geschied, is het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding op rechtsgeldige wijze is betekend niet zonder meer begrijpelijk.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 maart 2013.