ECLI:NL:HR:2013:BZ1712

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/03499
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening en termijn voor bekendmaking koninklijk besluit tot onteigening

In deze zaak gaat het om de onteigening van een perceel grond van de eiseres door de Gemeente Weert. De Hoge Raad behandelt de vraag of de termijn voor de bekendmaking van het koninklijk besluit tot onteigening is overschreden, zoals gesteld door de eiseres. De rechtbank Roermond had eerder geoordeeld dat de termijn niet was overschreden en dat de Gemeente rechtmatig had gehandeld. De eiseres had beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis.

De Hoge Raad stelt vast dat het koninklijk besluit tot onteigening op 15 november 2011 was ondertekend en in december 2011 was gepubliceerd. De eiseres had het ontwerpbesluit tot onteigening van 7 april 2011 tot en met 18 mei 2011 ter inzage gelegd. De Hoge Raad oordeelt dat de tekst van artikel 78 lid 6 van de Onteigeningswet (Ow) niet vereist dat de bekendmaking van het koninklijk besluit binnen zes maanden na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit moet plaatsvinden. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de termijn niet is overschreden.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de eiseres en oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de eiseres komen, begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 26 april 2013.

Uitspraak

26 april 2013
Eerste Kamer
12/03499
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg,
t e g e n
GEMEENTE WEERT,
zetelende te Weert,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 114586/HA ZA 12-73 van de rechtbank Roermond van 27 juni 2012.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij de Gemeente heeft van 7 april 2011 tot en met 18 mei 2011 een ontwerpbesluit tot onteigening ter inzage gelegen van een perceel van [eiseres], kadastraal bekend gemeente Weert, sectie [A] nummer [001], groot 00.04.60 ha.
(ii) Het desbetreffende koninklijk besluit tot onteigening vermeldt als datum van ondertekening 15 november 2011. Het is in december 2011 in de Staatscourant gepubliceerd en aan [eiseres] toegezonden.
3.2 De rechtbank heeft ten name van de Gemeente de vervroegde onteigening uitgesproken van het hiervoor in 3.1 onder (i) bedoelde perceel. Daarbij is het verweer van [eiseres] verworpen dat de termijn voor bekendmaking van het koninklijk besluit tot onteigening is overschreden (rov. 2.3-2.7). Naar het oordeel van de rechtbank schrijft art. 78 lid 6 Onteigeningswet
(Ow) niet voor dat het koninklijk besluit binnen zes maanden na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit bekend wordt gemaakt en gepubliceerd (rov. 2.5). Hiertegen keert zich het middel met een beroep op de wetsgeschiedenis van art. 78 lid 6 Ow.
3.3 Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat de tekst van art. 78 lid 6 Ow niet bepaalt dat de bekendmaking van een koninklijk besluit tot onteigening binnen zes maanden na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit dient plaats te vinden.
Het artikellid luidt:
"Het koninklijk besluit wordt genomen binnen zes maanden na afloop van de termijn gedurende welke het ontwerpbesluit met de bijbehorende stukken ingevolge art. 3:11 Awb ter inzage heeft gelegen. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de verzoeker en aan de in het vijfde lid, onder 3°, bedoelde eigenaren en andere rechthebbenden."
Zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.2-2.9, is art. 78 lid 6 Ow ingevoerd bij de Crisis- en herstelwet van 18 maart 2010, Stb. 135, met welke wet onder meer een versnelling van onteigeningsprocedures is beoogd. Bij de Crisis- en herstelwet is de onteigeningsprocedure zodanig gewijzigd dat onteigening niet langer een gemeenteraadsbesluit vergt, gevolgd door een goedkeurend koninklijk besluit, maar uitsluitend een koninklijk besluit tot onteigening, genomen op verzoek van een gemeente. Voordien bepaalde art. 86 lid 1 (oud) Ow (sinds de inwerkingtreding van de Wet van 6 november 1997, Stb. 510, waarbij de Onteigeningswet werd aangepast aan de Algemene wet bestuursrecht, en de reparatiewet van 28 januari 1999, Stb. 30) dat het goedkeuringsbesluit bekend moest zijn gemaakt binnen negen maanden na de terinzagelegging van het besluit van de gemeenteraad.
3.4 Het middel komt erop neer dat uit het doel van de Crisis- en herstelwet in samenhang met art. 86 lid 1 (oud) Ow moet worden afgeleid dat de wetgever met art. 78 lid 6 Ow heeft bedoeld dat (ook) de bekendmaking van het koninklijk besluit tot onteigening dient te geschieden binnen zes maanden na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit. Het middel faalt. Zoals hiervoor in 3.3 is overwogen, is door de Crisis- en herstelwet niet slechts de beslistermijn verkort, maar ook de wijze van besluitvorming gewijzigd. Uit de parlementaire geschiedenis van art. 78 lid 6 Ow kan niet worden afgeleid dat de wetgever voor ogen heeft gestaan dat bekendmaking van het goedkeuringsbesluit dient te geschieden binnen zes maanden na afloop van de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbesluit. Bij deze stand van zaken komt uit een oogpunt van rechtszekerheid doorslaggevend gewicht toe aan de tekst van art. 78 lid 6 Ow. Het oordeel van de rechtbank is derhalve juist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep,
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 26 april 2013.