ECLI:NL:HR:2013:BZ1537

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01934
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de verdachte

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de verdachte, die niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. De Hoge Raad heeft op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 februari 2011. De verdachte, geboren in 1986, had het beroep ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend namens de verdachte. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/01934
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 februari 2011, nummer 23/000018-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 februari 2013.