ECLI:NL:HR:2013:BZ1474

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/05895
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Römelingh, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Utrecht, dat op 17 oktober 2012 werd afgewezen. Dit vonnis werd vervolgens door het gerechtshof te Arnhem op 13 december 2012 bevestigd. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken in zijn beoordeling. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad concludeert dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, zoals verwoord in de beslissing van het arrest. Dit arrest is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels, die de zitting heeft geleid, samen met de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion.

Uitspraak

22 maart 2013
Eerste Kamer
12/05895
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W. Römelingh.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 328803/FT-RK 12.994 van de rechtbank Utrecht van 17 oktober 2012;
b. het arrest in de zaak 200.115.389 van het gerechtshof te Arnhem van 13 december 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op grond van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 22 maart 2013.