ECLI:NL:HR:2013:BZ1441

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/02165
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafoplegging in cassatie wegens ontoereikende motivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van benzine uit een auto, wat leidde tot een werkstraf van dertig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week. De advocaat van de verdachte, mr. A. Boumanjal, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de strafoplegging en terugverwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering van het Hof ontoereikend was. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld, maar de Hoge Raad vond dat deze vaststelling niet begrijpelijk was, aangezien er slechts één onherroepelijke veroordeling in de Justitiële Documentatie stond. Hierdoor was de strafoplegging niet voldoende gemotiveerd.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere aspecten van de veroordeling in stand blijven. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen door lagere rechters.

Uitspraak

19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/02165
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 2 mei 2011, nummer 21/001867-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 2009 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine uit een personenauto, merk Fiat, type Punto, kleur rood, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1]."
3.2.2. Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week, met een proeftijd van twee jaren. Het heeft ten aanzien van de strafoplegging het volgende overwogen:
"Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van benzine uit een auto. Een dergelijke diefstal is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij bij thans onherroepelijke uitspraken eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. De voorwaardelijke straf dient ertoe verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen."
3.3. De vaststelling van het Hof dat de verdachte "bij thans onherroepelijke uitspraken eerder is veroordeeld" is niet zonder meer begrijpelijk. Het door het Hof genoemde uittreksel Justitiële Documentatie houdt immers slechts één onherroepelijke veroordeling in. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 februari 2013.