ECLI:NL:HR:2013:BZ1431
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verwerping van noodweer en noodweerexces in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Breda. De zaak betreft de verwerping van het beroep op (putatief) noodweer en (putatief) noodweerexces, zoals dat was vastgesteld in het vonnis van de Rechtbank. De middelen die door de raadsman zijn voorgedragen, zijn door de Hoge Raad verworpen omdat zij geen feitelijke grondslag hadden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsregel bestaat die de rechter verplicht om te beslissen over verweren die niet uitdrukkelijk door of namens de verdachte zijn voorgedragen tijdens de terechtzitting. Dit betekent dat de raadsman niet kon volstaan met een korte aanduiding van de in eerste aanleg gevoerde verweren zonder deze opnieuw uitdrukkelijk te herhalen in hoger beroep. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet. De uiteindelijke beslissing was dat het beroep in cassatie werd verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.