ECLI:NL:HR:2013:BZ1431

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/02399
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen verwerping van noodweer en noodweerexces in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Breda. De zaak betreft de verwerping van het beroep op (putatief) noodweer en (putatief) noodweerexces, zoals dat was vastgesteld in het vonnis van de Rechtbank. De middelen die door de raadsman zijn voorgedragen, zijn door de Hoge Raad verworpen omdat zij geen feitelijke grondslag hadden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsregel bestaat die de rechter verplicht om te beslissen over verweren die niet uitdrukkelijk door of namens de verdachte zijn voorgedragen tijdens de terechtzitting. Dit betekent dat de raadsman niet kon volstaan met een korte aanduiding van de in eerste aanleg gevoerde verweren zonder deze opnieuw uitdrukkelijk te herhalen in hoger beroep. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet. De uiteindelijke beslissing was dat het beroep in cassatie werd verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 12/02399
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 april 2012, nummer 22/005534-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen richten zich tegen de verwerping van het beroep op (putatief) noodweer en (putatief) noodweerexces, zoals daarvan blijkt uit het in zoverre door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging en verzoekt zijn in eerste aanleg gevoerde verweren als hier herhaald en ingelast te beschouwen (...)."
2.3. Geen rechtsregel verplicht de rechter te beslissen omtrent enig verweer dat niet door of namens de verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk is voorgedragen. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt niet in dat het Hof heeft ingestemd met voormeld verzoek van de raadsman en evenmin dat de raadsman met instemming van het Hof heeft mogen volstaan met een korte aanduiding van de in eerste aanleg gevoerde en in hoger beroep uitdrukkelijk gehandhaafde verweren. In cassatie moet het daarom ervoor worden gehouden dat noch het een noch het ander is geschied.
2.4. De middelen, die ervan uitgaan dat de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep de in eerste aanleg voorgedragen verweren in hoger beroep heeft gevoerd, missen derhalve feitelijke grondslag en kunnen dus niet tot cassatie leiden.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 19 februari 2013.